Momenteel beschermt een eerdere besmetting door het denguevirus mensen tegen het zikavirus. Maar het is de vraag of dat zo blijft, stellen Amerikaanse onderzoekers.
Terwijl iedereen hoopt dat er geen nieuwe variant van het coronavirus opduikt die de hele pandemie weer een slinger geeft, zijn er natuurlijk ook nog andere virussen die voor problemen kunnen zorgen. Het zikavirus bijvoorbeeld, dat in 2015 een epidemie veroorzaakte in Zuid-Amerika. Amerikaanse onderzoekers onder leiding van Pei-Jong Shi (University of Texas Medical Branch) en Sujan Shresta (La Jolla-instituut voor immunologie) hebben nu vastgesteld dat dit virus maar een enkele mutatie verwijderd is van een zorgwekkende variant.
Dezelfde familie
Het zikavirus, dat door muggen verspreid wordt, zorgt bij volwassenen meestal maar voor weinig problemen, maar ongeboren kinderen kunnen er wel afwijkingen aan overhouden. Microcefalie bijvoorbeeld, een aandoening waarbij de hersenen zich niet goed ontwikkelen en de schedel kleiner blijft.
‘Gelukkig’ houdt het virus vooral huis in gebieden waar ook het denguevirus veel voorkomt. En omdat beide virussen behoren tot dezelfde familie – de Flavivirussen – beschermt een eerdere dengue-infectie tegen een zikabesmetting.
Tenminste… Als het virus blijft zoals het is. Zoals we inmiddels door de coronacrisis maar al te goed weten, kunnen virussen muteren. En dan is het de vraag of het zikavirus in denguegebied zo ongevaarlijk blíjft.
Zwangere muizen
Om dat te onderzoeken, lieten Shi, Shestra en collega’s het zikavirus in het lab eerst door een muggencel en daarna door een muizencel gaan. Dat herhaalden ze tien keer, om te simuleren hoe het virus van gastheer naar gastheer gaat.
Het virus dat ze op die manier kregen, injecteerden ze bij zwangere muizen. Die werden er ziek van, ook als ze eerder ‘immuun’ waren geworden door het denguevirus. Bovendien was de hoeveelheid virussen groter in zowel immune als niet immune muizen.
Vervolgens bepaalden de onderzoekers welke mutatie er in het virus had plaatsgevonden. Die mutatie bouwden ze in een zikavirus in, waar ze vervolgens onder meer hersenstamcellen van een menselijke foetus mee besmetten. Die bleken na die besmetting veel meer virussen te hebben aangemaakt dan cellen besmet met het ‘gewone’ zikavirus.
Steeds grotere bedreiging
De plek in het DNA waar deze mutatie zich bevindt, noemen de onderzoekers een “hotspot voor mutaties die de ziekteoverdracht en de ernst van de ziekte kunnen verergeren”. Wat de onderzoekers betreft, moeten zikavirussen dan ook goed in de gaten gehouden worden, zodat mutaties op deze locatie snel aan het licht komen.
Ook Martijn van Hemert, viroloog aan het Leids Universitair Medisch Centrum, pleit ervoor dit soort virussen in het oog te houden. “Voordat ik me met vrijwel mijn hele onderzoeksgroep op het coronavirus moest storten, werkten we vooral aan virussen die door insecten worden overgedragen, zoals het zikavirus”, vertelt hij. “Voor covid had ik eerlijk gezegd verwacht dat een van deze virussen als eerste het nieuws zou halen. Met het oprukken van de tijgermug in Europa, de klimaatverandering en de toenemende globalisering vormen deze virussen een steeds grotere bedreiging, ook in ons land.”
“Een mutatie vergelijkbaar met de mutatie die deze labstudie beschrijft, is bovendien al in patiëntensamples gevonden”, vervolgt Van Hemert. “Het is dus erg belangrijk om het zikavirus en deze variant goed te monitoren – en te bestrijden!”