Twee dagen geleden zat ik in mijn tuin toen ik plots talloze gevleugelde mieren opmerkte. Tijdens een wandeling door onze stad, met zijn groene stadsvesten en beboste parken, zag ik het fenomeen zich herhalen: duizenden paartjes in de lucht. De lucht was vol zwermende koninginnen, begeleid door mannetjes: een bruidsvlucht, een mierenorgie. Maar niemand anders leek het op te merken. Ik bleef stilstaan, verwonderd. Niet alleen door het spektakel zelf, maar ook door de onverschilligheid eromheen. Hoe vaak kijken we eigenlijk nog echt naar buiten? Of zien we de natuur alleen nog op schermen?
Wat ik meemaakte was een mierenbruidsvlucht. Het is een van de meest spectaculaire natuurfenomenen die zich elk jaar in onze directe omgeving afspeelt. Deze massale vluchten vinden plaats in de zomer. Gevleugelde koninginnen en mannetjes stijgen tegelijk uit duizenden kolonies op om te paren in de lucht. De timing is cruciaal: de temperatuur moet rond de 20-30 graden schommelen, de luchtvochtigheid moet hoog zijn en er mag maar weinig wind zijn. Vaak gebeurt het na regen, wanneer de zachte grond ideaal is voor nieuwe kolonies.
Het is geen toeval dat alle mieren tegelijk vliegen. Deze synchronisatie is een evolutionaire strategie die ‘predator satiation’ wordt genoemd, ‘roofdierverzadiging’ in het Nederlands. Door met miljoenen tegelijk te verschijnen, overspoelen ze roofdieren en overleven er genoeg om de soort voort te zetten. De koninginnen paren met meerdere mannetjes tijdens de vlucht, waarna de mannetjes sterven en de koninginnen hun vleugels afwerpen om nieuwe kolonies te stichten.
Waarom we steeds minder zien
De reden dat niemand om mij heen dit natuurlijke spektakel opmerkte, ligt niet aan het fenomeen zelf, maar aan onszelf. Wetenschappelijk onderzoek toont een dramatische toename van natuurvervreemding aan, vooral sinds de jaren vijftig.
De cijfers zijn schrijnend: Nederlandse kinderen tussen 6 en 12 jaar spelen gemiddeld nog maar iets meer dan 7 uur per week buiten, zo blijkt uit onderzoek van de organisatie Jantje Beton. Dat is een daling van ruim 2,5 uur in amper twee jaar tijd. Slechts 160.000 kinderen spelen volgens Jantje Beton dagelijks buiten, een halvering ten opzichte van 2022. In België is het beeld al even zorgwekkend: amper één op de drie kinderen speelt nog buiten, tegenover bijna de helft in 2019. Sinds 2008 is het aantal spontaan buitenspelende kinderen in Vlaamse wijken zelfs gehalveerd.
Niet enkel kinderen hebben minder interesse in de natuur. Ook wij, de volwassenen, leven steeds vaker in onze betonnen en glazen bubbels, en dat is meetbaar in de media die we dagelijks consumeren. Een onderzoek uit 2017 analyseerde populaire cultuur door de 20e eeuw heen en documenteerde dat verwijzingen naar de natuur sinds de jaren vijftig gestaag afnemen in boeken, liedjes en films. Dit valt samen met de opkomst van televisie, videogames en het internet.
We aanvaarden het gewoon als normaal
Dit leidt tot wat ecologen ‘environmental generational amnesia’ noemen: elke generatie aanvaardt de gedegradeerde omgevingen waarin ze opgroeien als normaal. Kinderen in grote steden groeien vandaag de dag bijvoorbeeld op zonder ooit de sterren goed te hebben gezien. De karige nachtelijke hemel die we in steden zien, is voor hen normaal. We ontwikkelen daardoor lagere verwachtingen van wat een gezond ecosysteem is.
Dit probleem wordt steeds erger. We brengen intussen 80 tot 90 procent van onze tijd binnen door, vooral in stedelijke gebieden waar biodiversiteit systematisch arm is. Schermtijd verdringt direct buitencontact, en dat heeft meetbare gevolgen voor onze mentale gezondheid en natuurverbinding.
Terug naar het wonder
Terwijl ik naar die zwermende mieren keek, haalde ik paradoxaal genoeg zelf mijn smartphone tevoorschijn, om meer te weten te komen over wat ik zag. Misschien symboliseert dat onze moderne relatie met de natuur: we hebben technologie nodig om te begrijpen wat er voor onze neus gebeurt.
Maar dat hoeft geen nederlaag te zijn. Die smartphone kan ook een instrument van herverbinding worden. Apps en het internet kunnen ons bijvoorbeeld helpen om vogels te herkennen, planten te identificeren, en seizoenspatronen te volgen. Maar dan moeten we wel eerst stoppen met scrollen en kijken naar de wereld om ons heen.