Bij gruwelijke beesten uit een ver verleden denk je al snel aan de dinosaurussen, maar lang geleden loerde overal gevaar. Zo was er al 40 miljoen jaar voor de eerste dino’s een woest roofdier dat zich verborgen hield in de drassige wateren bij Antarctica. Maak kennis met de Gaiasia jennyae, een moeraswezen met een kop in de vorm van een toiletbril.
Alleen zijn schedel was al meer dan 60 centimeter lang, schrijven de wetenschappers in Nature over hun pas ontdekte fossiel. Het salamanderachtige wezen lag op de loer met zijn kaken wijd open, klaar om ze te sluiten rond elk dier dat het waagde om te dichtbij te zwemmen. “De Gaiasia jennyae was een stuk groter dan de mens. Hij hing waarschijnlijk rond op de bodem van moerassen en meren. In zijn enorme, platte kop had hij een grote bek waarmee hij prooien kon opzuigen. Hij had gigantische slagtanden, de hele voorkant van de mond bestond gewoon uit grote tanden”, zegt onderzoeker Jason Pardo van het Field Museum in Chicago. “Het is een groot roofdier, maar mogelijk ook een relatief traag exemplaar dat zijn prooi in een hinderlaag lokt.”
Geschokte paleontologen
Het fossiel is genoemd naar de Gai-as-formatie in Namibië, waar het werd gevonden, en naar Jenny Clack, een paleontoloog gespecialiseerd in de evolutie van amfibieën, reptielen, vogels en zoogdieren. “Toen we dit enorme exemplaar zagen liggen aan het uiteinde van een rots, waren we echt geschokt. Ik wist gewoon direct dat dit iets heel bijzonders was. We waren allemaal extreem blij”, zegt medeonderzoeker Claudia Marsicano van de Universiteit van Buenos Aires. “Tijdens het onderzoek van de schedel viel de structuur van de voorkant me op. Het was destijds het enige duidelijk zichtbare deel, en we zagen heel aparte in elkaar grijpende grote slagtanden, waardoor een unieke beet ontstond voor de dieren uit die tijd.”
Het team groef verschillende exemplaren op, waaronder eentje met een goed bewaarde schedel en ruggengraat. “We hadden echt fantastisch materiaal, waaronder een complete schedel, die we vervolgens konden gebruiken om te vergelijken met andere dieren uit deze tijd en zo een idee te krijgen van wat dit dier was en wat het uniek maakt”, zegt Pardo. En het blijkt inderdaad een heel speciaal wezen te zijn.
Een drassig einde van de ijstijd
Daarvoor is er eerst wat meer uitleg nodig over het gebied waar de fossielen gevonden zijn. Namibië lag 300 miljoen jaar geleden nog veel zuidelijker, bijna gelijk aan het noordelijkste punt van Antarctica nu. En in die tijd kwam er op aarde een ijstijd ten einde. Het drassige land bij de evenaar droogde op en er ontstonden bossen, maar dichter bij de polen smolt het ijs en bleef er juist een moeras over.
Overal evolueerden dieren om zich aan te passen aan het nieuwe klimaat. De vroege viervoeters, zogenoemde stam-tetrapoden, vertakten zich en splitsten zich in geslachten die op een dag zoogdieren, reptielen en amfibieën zouden worden. Aan de randen van de aarde, zoals het gebied dat nu Namibië is, gebeurde dat veel minder en bleven hele oude diersoorten bestaan.
Stokoude salamander
“Gaiasia is een stam-tetrapode, een overblijfsel van die oude groep, voordat ze evolueerden en splitsten in de dieren die zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën zouden worden”, zegt Pardo. “Het is echt, echt verbazingwekkend dat Gaiasia zo oud is. Hij was verwant aan dieren die waarschijnlijk 40 miljoen jaar eerder al waren uitgestorven.”
En voor een buitenbeentje uit lang vervlogen tijden deed Gaiasia het buitengewoon goed. “Er zijn nog enkele andere archaïsche dieren die 300 miljoen jaar geleden nog bestonden, maar ze waren zeldzaam, klein, en gingen hun eigen gang,” zegt Pardo. “Gaiasia was groot en in groten getale aanwezig. Hij lijkt zelfs het belangrijkste roofdier in zijn ecosysteem te zijn geweest.”
Een bloeiend ecosysteem
Hoewel de wetenschappers slechts één soort hebben gevonden, levert het fossiel enorm veel informatie op over hoe de wereld veranderde in die tijd. “Het vertelt ons dat wat er in het verre zuiden gebeurde, heel anders was dan wat er bij de evenaar plaatsvond. En dat is echt interessant, omdat er veel groepen dieren in die tijd verschenen waarvan we niet echt weten waar ze vandaan kwamen”, zegt Pardo. “Dat we Gaiasia zo diep in het zuiden vonden, maakt duidelijk dat er een bloeiend ecosysteem moet zijn geweest waardoor deze grote roofdieren konden overleven.”