Je vraagt je soms af hoe ogenschijnlijk doodnormale mensen toch ineens diep de complottheorieën induiken en fake news voor zoete koek slikken. Onderzoekers hebben nu ontdekt dat daar twee enigszins tegengestelde eigenschappen aan ten grondslag liggen.
Goedgelovige mensen enerzijds en de extreem wantrouwigen anderzijds vallen sneller ten prooi aan complotten en nepnieuws, dan wie op dit vlak wat meer gematigd is. We spraken erover met onderzoeker Chloe Campbell. “Onze studie is gebaseerd op het invloedrijke werk van professor Peter Fonagy over epistemisch vertrouwen.” Epistemisch vertrouwen gaat over de bereidheid van een persoon om nieuwe kennis als betrouwbaar en relevant te beschouwen. Epistemisch wantrouwen kenmerkt zich daarentegen door onbuigzame denkpatronen en moeite om te leren van de sociale omgeving. “Fonagy stelde dat mensen die de ervaring hebben dat ze begrepen en erkend worden, meer openstaan voor sociaal leren. Het doel van deze studie was om enkele van deze ideeën te toetsen. Hiervoor vroegen we deelnemers om vragenlijsten in te vullen over epistemisch vertrouwen, tegenslag in de kindertijd, de huidige mentale gezondheid, complottheorieën en opvattingen over vaccinatiescepsis”, aldus de onderzoeker.
“Daarnaast toonden we deelnemers krantenkoppen, waarvan de helft echt en de helft nep was, en vroegen hen om op een 4-puntsschaal te beoordelen in hoeverre zij deze koppen accuraat vonden.” Vervolgens berekenden de onderzoekers een algehele score. “Een positief cijfer duidde erop dat mensen vrij goed echt nieuws van nepnieuws konden onderscheiden”, legt Campbell uit aan Scientias.nl.
Negatief over vaccinaties
In totaal vulden ruim 1200 mensen de vragenlijsten in. “We ontdekten dat mensen met een hogere score op goedgelovigheid minder goed in staat waren om echt van nepnieuws te onderscheiden”, aldus de onderzoeker. Ook waren ze meer geneigd om nepnieuws te geloven en bevestigden ze vaker onjuiste informatie over Covid-19. En hoewel de effecten klein waren, bleek tegenslag in de kindertijd het wantrouwen en de goedgelovigheid te versterken.
Beide eigenschappen hielden verband met een groter geloof in complottheorieën, zowel in algemene zin als specifiek met betrekking tot Covid-19. Zo waren deze mensen ook negatiever over vaccinaties. Goedgelovigheid speelde daarbij wel een grotere rol dan wantrouwen. “Hoewel een hogere score op goedgelovigheid of wantrouwen beide verband hielden met een grotere kans op het onderschrijven van complottheorieën, waren goedgelovige mensen nog minder goed in staat om echte en neppe nieuwskoppen van elkaar te onderscheiden dan degenen met meer wantrouwen.”
Vertrouwen opdoen
De onderzoekers pleiten voor interventies, maar zijn dit niet gewoon karaktereigenschappen waar mensen weinig aan kunnen veranderen? “Ons onderzoek laat zien dat mensen aanleg kunnen hebben voor het vertrouwen of wantrouwen van informatie. Onze eigen praktijkervaring wijst echter uit dat mensen de capaciteit kunnen ontwikkelen om te leren wanneer het goed is om anderen te vertrouwen en wanneer niet, door nieuwe ervaringen op te doen, bijvoorbeeld in therapie”, vertelt Campbell. “Verder kunnen positieve sociale ervaringen in het algemeen, waarin de mentale staat van een individu wordt erkend, verstoringen in epistemisch vertrouwen verminderen. Een schoolomgeving waarin jongeren zich erkend en gewaardeerd voelen, zou bijvoorbeeld kunnen beschermen tegen een neiging tot wantrouwen die voortkomt uit ervaringen in de thuissituatie.”
Daarnaast kunnen we onszelf – want niemand is er immuun voor – leren om nepnieuws te herkennen. “Er zijn praktische activiteiten die we allemaal kunnen doen om de betrouwbaarheid van het nieuws dat we consumeren vast te stellen, zoals het gebruik van factcheckingsites, het controleren van meerdere bronnen, letten op de geloofwaardigheid van bronnen, alert zijn op clickbait of sensationele koppen, en het erkennen van je eigen vooroordelen en hoe die onze neiging tot vertrouwen of wantrouwen kunnen beïnvloeden”, legt Campbell uit.
Complottheorieën in coronatijd
De onderzoekers begonnen hun studie met discussies over het onderwerp, die al plaatsvonden voor de coronapandemie uitbrak. De hele coronacrisis was natuurlijk bijzonder interessant als het gaat om geloof in complottheorieën en nepnieuws. “Dit is de eerste keer dat we onze ideeën hebben getest over hoe sociale ervaringen vertrouwen vormgeven in relatie tot sociaal-politieke fenomenen zoals nepnieuws en complottheorieën. Toen we dit werk begonnen, herinner ik me dat we als groep discussieerden over hoe deze ideeën zich zouden ontwikkelen. Het was verrassend om zulke robuuste, real-world-bevindingen te zien toen we het werk hadden afgerond. We begonnen de gesprekken vóór corona, en toen de pandemie uitbrak, bleven we onze gesprekken via Zoom voortzetten tijdens de lockdown. Het was spannend om de implicaties en potentiële betekenis van ons werk in zo’n helder daglicht te zien.”
In coronatijd nam het geloof in complottheorieën een vlucht. Menige familie werd uit elkaar gedreven doordat gezinsleden lijnrecht tegenover elkaar kwamen te staan. Het maakt de studie naar wat mensen gevoelig maakt voor dit soort desinformatie relevanter dan ooit.