DNA-onderzoek wijst uit: beerdiertje is geen Frankenstein-monstertje

Het DNA van het beerdiertje blijkt heel normaal te zijn, maar heeft tegelijkertijd ook nog een paar verrassingen voor ons in petto.

Beerdiertjes zijn extreme organismen. Je kunt ze invriezen, blootstellen aan gevaarlijke straling, in een vacuüm stoppen of uit laten drogen: de beerdiertjes zijn er niet van onder de indruk en komen elke keer – als de omstandigheden beter worden – weer tot leven. Hoe is het mogelijk? Japanse en Engelse onderzoekers wenden zich tot het DNA van twee soorten beerdiertjes om een antwoord op die vraag te vinden. En dat leidt tot verschillende nieuwe inzichten.

Geen Frankenstein-monsters
Allereerst rekent het DNA-onderzoek af met het vermoeden dat beerdiertjes een soort Frankenstein-monstertjes zijn. Recent suggereerden onderzoekers dat het DNA van de beerdiertjes een mix was van DNA afkomstig van dieren en DNA afkomstig van bacteriën. En die mix zou de buitengewone overlevingskansen van de organismen in tal van extreme omstandigheden verklaren. Niks van waar, zo schrijven onderzoekers nu in het blad PLoS ONE. Het DNA van het beerdiertje blijkt namelijk heel ‘normaal’ te zijn. En het idee dat de beerdiertjes zich in het verleden grote hoeveelheden genen van bacteriën eigen hebben gemaakt, kan de prullenbak in.

WIST JE DAT…

…onderzoekers vorig jaar uit de doeken deden hoe beerdiertjes seks hebben? En ja, ook dat gaat er bijzonder aan toe.

Rondwormen
Maar het genoom van het beerdiertje had meer verrassingen in petto. Eerder was al gebleken dat beerdiertjes unieke organismen zijn die enige familiebanden hebben met de geleedpotigen (spinnen en insecten, bijvoorbeeld) en rondwormen. Maar welk van deze twee groepen is nu het meest nauw aan het beerdiertje verwant? Eerder dachten onderzoekers – afgaand op de vier pootjes van het beerdiertje – dat deze meer gemeen heeft met de geleedpotigen. Maar de DNA-analyse schetst een heel ander beeld: het beerdiertje zou het meest nauw verwant zijn aan de rondwormen.

Uitdroging en straling
De onderzoekers zijn er daarnaast in geslaagd om de genen te identificeren die het beerdiertje in staat stellen om de nadelige gevolgen van uitdroging het hoofd te bieden. De onderzoekers gingen na welke genen actief werden wanneer een beerdiertje uitdroogt en ontdekten zo eiwitten die het water dat de cellen van het beerdiertje tijdens uitdroging kwijtraakt, lijken te vervangen. Die eiwitten zorgen ervoor dat de cellen er – tot weer water voorhanden is – in slagen om hun microscopische structuur te handhaven. Ook stuitten de onderzoekers op eiwitten die het DNA van het beerdiertje lijken te beschermen tegen beschadigingen. Die eiwitten kunnen mogelijk helpen verklaren waarom het beerdiertje niet onder de indruk is van straling.

De wetenschappers zijn blij met hun analyse. “Ik ben al twee decennia gefascineerd door deze kleine, aandoenlijke dieren,” vertelt onderzoeker Mark Blaxter. “Het is geweldig om eindelijk hun ware genomen te hebben en te beginnen om hen te begrijpen.” Blaxter benadrukt verder dat dit onderzoek nog maar het begin is. Nu het genoom van het beerdiertje nauwgezet in kaart is gebracht, kunnen onderzoekers uitgebreid onderzoek gaan doen naar de trucjes die het beerdiertje inzet om zelfs in de meest extreme omstandigheden het hoofd boven water te kunnen houden.

Bronmateriaal

Fout gevonden?

Voor jou geselecteerd