Heb je je weleens afgevraagd waarom koeien zo’n gezond en ijzersterk gebit hebben? Dat is namelijk zo: hun tanden en kiezen zijn korter, slijten minder snel en zijn over het algemeen gezonder dan die van niet-herkauwers, zoals paarden. Dit komt door het ‘wasmachine-effect’, waarbij herkauwers zand en ander gruis in de pens uit het gras filteren.
Herkauwers hebben een heel eigenaardige manier ontwikkeld om hun taaie voedsel te verteren: ze schrokken de boel naar binnen, waarna ze de plantaardige resten telkens weer omhoog halen, kauwen en doorslikken. Dit heeft een interessant voordeel, zo blijkt uit Duits onderzoek van de Universiteit van Göttingen: koeien kauwen op deze manier nauwelijks op zand, stof en steentjes. Dat blijft namelijk achter in de pens. Het gebit blijft zo in goede conditie. Ook is het goed mogelijk dat koeien daarom zulke korte kiezen hebben in vergelijking met niet-herkauwers.
Zand in de maag
De onderzoekers voerden vier koeien een aantal dagen lang gras met wat zand, waarna ze monsters namen van de koeienvlaaien en de opgerispte pulp uit de bek van de dieren. Het siliciumgehalte van de poepmonsters bleek ongeveer even hoog als het gras- en zandmengsel dat de dieren te eten kregen, terwijl de grassige brij uit de mond van de koeien veel minder silicium bevatte. De enige logische verklaring hiervoor is dat het zand, dat er tijdens het kauwen voor zorgt dat het glazuur van het gebit sneller afschuurt, grotendeels in de pens is achtergebleven na het doorslikken.
Koeien spenderen zo’n twaalf uur per dag aan het herkauwen van voedsel, maar hun gebit blijft in topconditie omdat de etensbrij ‘gespoeld en gewassen’ wordt in de pens. Paarden – en ook mensen – kauwen hun eten zorgvuldig voor het doorslikken en daarna komt het (gelukkig) niet weer omhoog. Het lukt óns over het algemeen wel om ons voedsel zand- en steenvrij te houden, maar paarden hebben geen keus en kauwen het eten inclusief gruis. De evolutie heeft ze dan ook ‘beloond’ met enorme tanden en kiezen, terwijl koeien een veel bescheidener gebit hebben.
Korter, gezonder en minder afgesleten
“We hebben een fundamenteel maar weinig onderzocht onderdeel van het eetgedrag van grote herbivoren bestudeerd. Onze studie verklaart waarom de tanden van herkauwers korter zijn, over het algemeen minder snel slijten en gezonder zijn dan de tanden en kiezen van niet-herkauwers. Hierdoor begrijpen we de functie en het evolutieproces van het koeiengebit beter”, legt de Duitse Professor Jürgen Hummel uit. De conclusies zijn niet alleen belangrijk voor meer inzicht in de fysiologie van de voedselvertering, maar blijken ook interessant voor paleontologen. Zij halen geregeld fossielen van tanden uit de grond en kunnen deze nieuwe informatie over planteneters, hun omgeving en hun eetgedrag gebruiken in hun analyses.
Wat en hoe eet een koe?
Koeien zijn herkauwende herbivoren. Ze eten ongeveer 50 kilo gras per dag, nemen daar als ze op stal staan nog een flinke portie mais en krachtvoer bij en spoelen het geheel weg door dagelijks zo’n 100(!) liter water te drinken. Dit kan oplopen tot wel 200 liter op warme dagen. Om al dit kauwen en verteren in goede banen te leiden, is een koe uitgerust met 24 kiezen (twaalf boven en twaalf onder), acht snijtanden in de onderkaak, en maar liefst vier magen: de pens, de netmaag, de boekmaag en de lebmaag.
Maar hoe gaat het verteringsproces nu precies in zijn werk? De koe slaat eerst haar lange, ruwe tong om een pluk gras heen en trekt er zo een flinke hap vanaf. Ze slikt de grassprieten bijna zonder kauwen door, waarna ze in de pens (ook wel rumen genoemd) belanden. De pens is een soort opvangmaag, waar het voedsel fermenteert en deels afgebroken wordt door micro-organismen. Als hij vol is, komt het gras weer terug in de mond en kauwt de koe het tot pulp. Dezelfde grasstengel gaat zo meerdere keren heen en weer van pens naar mond en weer terug. Na het herkauwen komt de grassige brij in de netmaag terecht, die op zijn beurt weer zorgt voor een goede doorstroming naar de boekmaag. Een deel van het vocht wordt hier uit het verteerde voedsel gehaald, waarna het doorschuift naar de lebmaag, die het meest op onze maag lijkt. Het eten wordt hier verder verteerd en overgedragen aan de dunne darm, waar de voedingsstoffen via de darmwand in het bloed worden opgenomen.