Als je een gesprek voert, geef je onbewust allerlei non-verbale signalen aan degene die tegenover je zit. Bijvoorbeeld door je lichaamstaal, handgebaren en waar je naar kijkt. En vooral je wenkbrauwen geven veel weg, dat ontdekte promovendus Naomi Nota en collega’s van de Radboud Universiteit Nijmegen.
Je bent een verhaal aan het vertellen maar komt niet op het goede woord. Grote kans dat je even van je gesprekspartner wegkijkt om helder na te denken. Het is iets wat je onbewust doet, en een duidelijk signaal geeft aan degene met wie je praat. Namelijk: even wachten, ik zoek nog naar het juiste goede woord. Non-verbale communicatie heeft dus een belangrijke functie. Zo’n gesprek zou immers heel anders verlopen als je níet wegkijkt, maar in plaats daarvan terwijl je nadenkt in stilte naar de ander staart.
Maar gezichtscommunicatie is niet alleen nuttig voor de ontvanger, vertelt Naomi Nota tijdens een telefonisch interview over haar werk. “Ook de spreker heeft er wat aan. Als iemand tijdens je verhaal fronst, dan zal diegene het waarschijnlijk niet helemaal begrijpen. Knippert de andere instemmend, dan kun je waarschijnlijk juist sneller door met je verhaal.” De afgelopen vier jaar deed Nota onderzoek naar dit soort visuele aanwijzingen in gesprekken, en dan met name de rol van de wenkbrauw. Die heeft vooral bij vragen een belangrijke functie, blijkt.
Video-opnames
Dat concludeert Nota nadat ze uren aan video-opnames analyseerde van mensen die in gesprek waren. “Ik denk dat we wel duizend uur naar gezichtsuitdrukkingen hebben gekeken om te zien wat er nu eigenlijk gebeurt in het gezicht als je praat.” De video’s ging ze samen met collega’s frame voor frame door, waarbij ze elke beweging van het gezicht noteerde. Van het fronsen, tot de wenkbrauwen omhoog, of het knijpen met de ogen. “We zagen dat bij vragen rondom informatie – zoals ‘wat bedoel je?’ of ‘waar is het station?’ mensen vaak hun wenkbrauwen fronsten. Vooral aan het begin van de vraag.” Dat gebeurt onbewust, vertelt Nota. “We bewegen onze wenkbrauwen namelijk ook bij vragen die je aan jezelf stelt, zoals ‘waar heb ik ook alweer mijn sleutels gelaten?’”
Avatars
Om de invloed van de frons verder te onderzoeken, gebruikte Nota verschillende virtuele avatars om gesprekken te voeren met proefpersonen. Sommige avatars communiceerden met hun wenkbrauwen op de manier die de onderzoekers zagen in de video-opnames. Andere avatars deden dat niet. In beide gevallen stelden de avatars een vraag aan de proefpersoon of deden ze een mededeling. De deelnemers moesten vervolgens zo snel mogelijk bepalen welke van de twee het was. Nota: “Wat bleek: proefpersonen waren het beste in het snel en accuraat detecteren van een vraag als de avatars fronsten. Maar ook als de wenkbrauwen omhoog gingen, konden ze beter benoemen of het een vraag was.”
Gezichtsspieren
Daarbij maakte het wel een groot verschil of de avatar de wenkbrauwen op een natuurlijke manier bewoog, en deze dus niet overdreven omhoog of omlaag gingen, vertelde Nota. “Hoe meer het lijkt op hoe een natuurlijke beweging, hoe beter een proefpersoon kon zeggen of iets een vraag of een stelling was.” ‘Natuurlijk’ is daarin een rekbaar begrip, geeft Nota toe. “Hoewel we allemaal ons gezicht gebruiken als communicatiemiddel, kan de mate waarin per persoon behoorlijk verschillen. We hebben meer dan veertig gezichtsspieren, maar we gebruiken die onderling niet allemaal op dezelfde manier.”
Botox
Dat zou kunnen helpen verklaren waarom we prima gesprekken kunnen houden met mensen die vanwege verlamming of botox minder gezichtsexpressies hebben. “Dan leren we dat we in deze gevallen minder op de visuele aanwijzingen moeten afgaan.” Hetzelfde geldt voor gesprekken waarin je elkaar niet ziet, illustreert Nota. “Als we bellen, zoals nu, dan snap jij prima wanneer ik een vraag stel, en wanneer niet. Ondanks dat je me niet ziet.” Elkaar zien, is dus niet noodzakelijk om een helder gesprek te hebben, stelt Nota. Toch stellen we als we elkaar wél zien, automatisch af op de extra informatie die we krijgen.
Robots menselijker maken
Die kennis kan nuttig zijn om robots meer menselijk te maken, vertelt de onderzoeker. “Neem nu een stem als die van de virtuele assistent Siri. Die is best synthetisch. Bij dat soort robotstemmen kan het lastig zijn om te begrijpen wat er wordt bedoeld omdat er wellicht minder informatie kan worden gehaald uit de intonatie. Nu worden die stemmen door technische ontwikkelingen steeds echter, maar tot die tijd kan het nuttig zijn om in te spelen op het feit dat we zo visueel zijn ingesteld. Door simpelweg wenkbrauwen toe te voegen bijvoorbeeld. Zeker in sectoren waarin menselijkheid in robots erg gewaardeerd wordt, zoals in de zorg.” Nota hoopt dat haar onderzoeken kunnen helpen om kunstmatige intelligentie beter te laten communiceren met mensen.
De vraag die overblijft is of we onze wenkbrauwen gebruiken omdat we weten dat anderen erop reageren, of dat we erop reageren simpelweg omdat de spreker ze gebruikt. Daar zijn de onderzoekers helaas nog niet achter. En dat is ook erg lastig te onderzoeken vertelt Nota. “Je wenkbrauwen bewegen in gesprekken vrijwel nooit los van de rest van je gezicht, en daar zijn dus ook weer tal van spieren bij betrokken om te onderzoeken.” Voor nu laat ze de wenkbrauw even voor wat het is, en gaat ze verder onderzoeken hoe we taal verwerken als iemand gehoorproblemen heeft, of als iemand ondertussen worden afgeleid, zoals door achtergrondgeluiden in een kroeg. Nota hoopt dat haar onderzoeken helpen om beter te begrijpen hoe mensen in verschillende omstandigheden met elkaar communiceren en wat daar invloed op heeft.