De natuur heeft vreemde kostgangers, die soms bijzondere manieren hebben ontwikkeld om te overleven. Neem nu de Anasa tristis oftewel de pompoenwants: deze specifieke wants gaat actief op zoek naar drollen van soortgenoten en slurpt ze met smaak op, anders zal hij nooit oud worden.
Het is een donkergrijs tot donkerbruin plat insect van ongeveer 1,5 centimeter lang, dat zich doorgaans tegoed doet aan courgette- en pompoenplanten. Door zijn grote honger en voortplantingsdrift staat hij bekend als een grote lastpost in de moestuin en op de akkers. Vooral jonge plantjes lust hij rauw. Hij is net als sommige andere insecten afhankelijk van de aanwezigheid van bepaalde bacteriën in zijn darmkanaal. Zonder goed ontwikkeld microbioom overleeft hij het niet.
Niet zomaar elke keutel
Wat deze pompoenwants uniek maakt, is dat hij deze bacteriën niet op een presenteerblaadje overhandigd krijgt van zijn moeder, maar dat hij ernaar op zoek moet in de natuur. De kostbare microben zijn te vinden in insectendrollen. En dan niet zomaar elke drol, alleen de excrementen van zijn volwassen soortgenoten zijn goed genoeg. Hij ruikt met zijn antennes en vindt met een beetje geluk de juiste keutels binnen loopafstand. Met een speciale truc maakt hij vervolgens de ontlasting vloeibaar en slobbert de inhoud inclusief micro-organismen naar binnen. Dit hoeft maar één keer in zijn leven, maar het onmisbare hapje mag niet te lang op zich laten wachten.
Dat zijn de verrassende conclusies van een nieuwe Amerikaanse studie. “Dit is gericht gedrag. Ze zijn niet zomaar toevallig de uitwerpselen aan het opeten, maar ze doen moeite om deze specifieke keutels te vinden en slurpen ze met smaak op”, vertelt onderzoeker Jason Chen van de Emory University in Georgia. “We laten in onze studie zien dat de jonge nimfen van pompoenwantsen alleen de uitwerpselen van hun volwassen soortgenoten op eten.”
Een wants met een missie
De wetenschappers zetten verschillende ‘arena’s’ op om te testen wat de nimfen doen als ze de keuze krijgen tussen een zoutoplossing en poep. Nou, dat was wel duidelijk: telkens gingen de jonge pompoenwantsen in galop richting de bekende keutels, zelfs in het donker of als ze ver weg lagen. Na uitgebreid onderzoek bleek dat ze op de geur van de uitwerpselen afgaan. “We hebben een supersimpele onderzoeksopstelling bedacht en dat werkte perfect. De uitkomsten waren kristalhelder. We sloegen steil achterover van wat we zagen”, legt bioloog Scott Villa uit. “Ze renden direct de richting op waar de ontlasting te vinden was.”
Hard werken
Het team stond met de camera klaar om de actie op de gevoelige plaat vast te leggen en ze werden niet teleurgesteld. De jonkies liepen in een rechte lijn naar de drollen, gebruikten hun mond om in de bruine massa te boren en maakten het vloeibaar met hun speeksel. Hierna slobberden de nimfen het geheel naar binnen met hun tong. Dit gedrag is nooit eerder gedocumenteerd bij wantsen, dus de onderzoekers waren enorm in hun nopjes met deze uitkomst. Het was al wel bekend dat bepaalde insecten direct nadat ze uit het ei komen hun darmmicrobioom opbouwen. Dit gebeurt vaak doordat de moeder bovenop de berg eieren heeft gepoept en de larven op deze manier de gezonde bacteriën op kunnen eten. Maar pompoenwantsen hebben een andere manier bedacht: ze moeten eerst van larve naar het nimfstadium groeien en dan zelf actief op zoek gaan naar de keutels in hun omgeving. Lukt dit niet, dan is het einde oefening.
“Andere soorten hoeven niet zo hun best te doen om de kostbare bacteriën te vinden, maar de pompoenwants wel. De meeste insecten krijgen het microbioom op een presenteerblaadje aangereikt, maar onze jongens moeten er hard voor werken”, vertelt Villa. “Zoiets belangrijks als dit zou eigenlijk automatisch van ouder op kind overgedragen moeten worden, maar om een of andere reden doet de pompoenwants dat niet. Dat is een fascinerend gegeven.”
Best handig
En handig voor boeren of anderen die last hebben van de beestjes. “Deze plagen zijn erg moeilijk in de hand te houden, omdat conventionele pesticiden niet helpen”, besluit Chen. Maar als je ze aanpakt in dit kwetsbare, vroege levensstadium dan houd je de controle over deze specifieke landbouwplaag en hoeven er geen andere slachtoffers in het ecosysteem te vallen.”