Jonge koolmezen leren vooral van hun oudere broertjes en zusjes hoe ze voedsel moeten vinden. Dat is verrassend. Lange tijd dachten wetenschappers dat de dieren dit van hun ouders leerden, net zoals mensen en mensapen.
Het onderzoek werd uitgevoerd door gedragswetenschappers van het Max Planck Instituut voor Diergedrag in Duitsland. De resultaten verschenen in het wetenschappelijke vakblad PLOS Biology.
De onderzoekers voerden een experiment uit met geautomatiseerde voerpuzzels. De puzzels werkten met een schuifdeur die vogels naar links of rechts moesten duwen om bij een meelworm te komen. Ingebouwde antennes registreerden via chipjes welke vogel telkens de puzzel oploste en welke kant ze koos. Zo konden de onderzoekers precies in kaart brengen wie van wie leerde.
Eerste leerden de volwassenen het
Voordat de jongen uit het nest kwamen, lieten de wetenschappers eerst de volwassen vogels kennis opdoen over de puzzels. Vervolgens beperkten ze voor elke ouder welke kant van de puzzel ze konden gebruiken. Dit resulteerde in vier verschillende situaties: beide ouders gebruikten dezelfde kant, beide ouders gebruikten verschillende kanten, slechts één ouder had kennis, of geen van beide ouders wist hoe de puzzel werkte. Op die manier konden ze nagaan of de jongen hun ouders nadoen en wat er gebeurt als ouders het oneens zijn over de aanpak. In totaal volgden ze 229 jonge vogels uit 51 nesten gedurende tien weken na het uitvliegen.
Broertjes en zusjes als belangrijkste leermeesters
De analyse wees uit dat jongen inderdaad vaker leerden om puzzels op te lossen wanneer hun ouders vaker aan de puzzels hadden gewerkt. Er is met andere woorden een zekere vorm van kennisoverdracht tussen generaties.
Maar bij de jongen die de puzzel onder de knie kregen, bleek slechts een klein deel direct van de ouders te hebben afgekeken. In plaats daarvan waren broertjes en zusjes de belangrijkste leermeesters. Op de tweede plaats kwamen andere volwassen vogels die geen familie waren, en pas daarna de ouders zelf.
Nog opvallender was het patroon binnen elk nest. De allereerste jonge vogel die de puzzel kraakte, leerde dat in driekwart van de gevallen van andere volwassenen en in ongeveer een kwart van de ouders. Maar bij de broertjes en zusjes die volgden, keek maar liefst 94 procent af bij een broertje of zusje dat het al kon, terwijl slechts respectievelijk twee en vier procent het van de ouders of andere volwassenen oppikte.
Sociale omgeving belangrijker dan ouderkeuze
Opmerkelijk genoeg voorspelde de keuze van de ouders voor links of rechts niet welke kant hun jongen kozen. In plaats daarvan lieten de jongen zich leiden door wat ze direct om zich heen zagen gebeuren. Wanneer ze andere vogels in de vijf minuten voor hun eigen poging vooral naar rechts zagen schuiven, kozen ze zelf ook rechts. Met andere woorden: onervaren koolmezen zijn echte meelopers. Dit gedrag was vooral sterk bij onervaren vogels. Naarmate ze meer oefenden, gingen ze steeds meer op hun eigen ervaringen af en minder op wat anderen deden.
Korte zorgperiode
Deze manier van leren hangt samen met hoe koolmezen hun jongen grootbrengen. De ouders zorgen ongeveer drie weken voor hen nadat de eieren zijn uitgekomen, en na het uitvliegen blijven de jongen nog tien tot dertig dagen in de familiegroep waar ze worden gevoerd. Daarna worden ze zelfstandig en sluiten ze aan bij lokale zwerm vogels, al blijven ze soms nog even bij hun broertjes en zusjes. Dat is een korte periode vergeleken met dieren als orang-oetans of dolfijnen, waar jongen jaren bij hun moeder blijven en gedrag duidelijk van ouder op jong wordt doorgegeven, met tradities die generaties meegaan.
Bij koolmezen verloopt deze culturele overdracht via meerdere kanalen, wat de cultuur mogelijk minder kwetsbaar maakt voor uitsterven. Als kennis namelijk niet alleen via ouders wordt doorgegeven maar ook via broertjes, zusjes en andere soortgenoten, blijft deze informatie beschikbaar, zelfs wanneer één generatie een techniek niet beheerst.
Beperkingen van het onderzoek
De onderzoekers erkennen wel zelf enkele kanttekeningen bij hun studie. Omdat het enkel om observaties gaat, kunnen ze geen definitieve uitspraken doen over oorzaak en gevolg. Hoewel de patronen sterk wijzen op bepaalde leerroutes, zou het in theorie ook kunnen dat jongen die de puzzel leerden oplossen vervolgens meer tijd doorbrachten met hun broertjes en zusjes. Ook hebben de wetenschappers niet onderzocht hoe verschillende factoren elkaar beïnvloeden.


