Zweet, pus, oorsmeer, speeksel. Velen vinden het maar vies. In een video over dit onderwerp van Universiteit van Nederland gaat Ruben Verwaal dieper in op onze relatie met die lichaamssappen.
Kijk eerst de video of lees verder onder de video de reactie van Ruben op enkele vragen en opmerkingen.
Scientias: herryhubert2706 schrijft onder de video: Nu vind ik het ook niet bepaald prettig om de zweet- en soms urinegeur van mensen te ruiken in het openbaar vervoer. Maar datgene dat sommige mensen op hun lijf spuiten, en waar ze nog flink geld voor betalen ook, parfum dus, vind ik vaak nog veel goorder.
Ruben Verwaal: “In de moderne tijd zijn mensen geuren als groene zeep gaan associëren met reinheid en hygiëne. Zweetdamp is een natuurlijk ‘eau de corps’, maar toch zijn mensen die gaan verhullen met ‘eau de cologne’. Het idee is dat deze penetrante, zure geur potentieel schadelijk zou zijn. Die associatie heeft haar oorsprong in de natuur: rottend fruit roept een gevoel van walging op en is dus niet goed om te eten.”
“Toch is het te gemakkelijk om de geur van rozen en parfum te erkennen als aangenaam en die van zweet als simpelweg stank. Want culturen en individuen hebben daar genuanceerde opvattingen over gehad. Plantkundige Jan Ingenhousz uit de 18e eeuw waarschuwde voor de ‘welriekende geuren van bloemen in de slaapkamer’, want overdag zouden ze wel heilzame lucht verspreiden, maar ’s nachts juist schadelijke dampen uitstoten. Tegelijkertijd gaf medicus Herman Boerhaave college over de unieke aura van transpiratie. Op een druk marktplein kan een hond puur op zijn neus gemakkelijk zijn baasje terugvinden op basis van diens lichaamsgeur. Die transpiratie maakte iemand uniek. De geur was als het ware onderdeel van je identiteit.”
“Daarnaast zijn er genoeg mensen die zich seksueel aangetrokken voelen tot het zweet van hun partner. Dat toont dat dat het vies of aangenaam vinden van lichaamsgeur nogal afhankelijk is van persoon en context.”
S: LarsVollaers schrijft: “Spugen is vies, spugen is goor, het is van jou dus slik het maar door.” Dit heb ik op de basisschool geleerd.
RV: “Fantastisch rijmpje! Dat had makkelijk ook in mijn boek Bloed, zweet en tranen uit 2023 gekund. Daarin schrijf ik dat de speekselklieren van een volwassene elke dag één tot twee liter mondvocht produceren. Dat is heel goed, want het zorgt voor smering tijdens het kauwen van eten en helpt bij het doorslikken ervan. Speeksel bevordert de spijsvertering.”
“Negatieve associaties met speeksel hebben vast ook iets te maken met de ontwikkeling van omgangsvormen. In de huidige tijd van orde en beleefdheid moet overvloedig kwijlen en spugen koste wat het kost in toom gehouden worden. Rochelen getuigt niet bepaald van zelfbeheersing, noch van respect. Een flinke fluim uitspugen is een regelrechte uiting van minachting. Tijdens een ruzie is spugen in iemands gezicht de ultieme belediging, alsof je wilt zeggen: ‘Houd toch eens op met het gezever, je gezanik en gezeur!’ Vroeger gebruikten mensen zelfs synoniemen voor fluim om anderen uit te schelden: ‘rochel’, ‘kwalster’, ‘secreet!’, ‘je bent spuuglelijk!’ Letterlijk en figuurlijk spuwden mensen dingen uit om hun onvrede tegenover iemand te ventileren.”
S: En waarom vinden we lichaamssappen vies?
RV: “Wetenschapper Carolyn Korsmeyer verdiepte zich in de emotie van ‘walging’ en schreef het boek Savoring Disgust (2011). Daarin omschreef ze drie oorzaken van walging:
1) ‘Core disgust’ – fysieke reactie voor vieze of ziekmakende dingen die dichtbij komen; angst voor gevaar.
2) ‘Moral disgust’ – overtreding van sociale normen.
3) ‘Sexual disgust’ – overtreding van seksuele normen.
Nu is een lichaamssap op zichzelf nog niet genoeg om deze walging teweeg te brengen. Op dit moment vult je blaas zich met urine, maar je ervaart niet een zelf-walging. De sappen moeten een lichamelijke grens hebben overtreden. Als dat gebeurt, dan spreken we van ‘matter out of place’ (Mary Douglas): een sap komt waar het volgens de gemeenschap niet hoort te zijn, dan wordt het ‘dirt’ of vies.”
“Als ik even terugkom op het voorbeeld van spuug wordt dat wel duidelijk. Zolang het in je mond zit, is er niks aan de hand. Maar zodra je in een glas spuugt en het goedje weer wilt opdrinken, vindt iedereen die zojuist uitgespuugde rochel plots onappetijtelijk, zo niet weerzinwekkend.”
“In onze droge en geordende samenleving zijn de vloeistoffen dus al snel in overtreding, soms zelfs letterlijk in het geval van ‘wildplassen’ waar een bekeuring op staat – typisch moderne uitvinding. De sappen buiten het lichaam dwingen ons naar onszelf te kijken, waardoor we lijden onder verhoogd zelfbewustzijn over niet droog en schoon zijn. In een strak, driedelig pak of uniform zie je er zelfverzekerd uit. Maar zweten, huilen, spugen zijn dan een overtreding van je soliditeit. Als gevolg van sterke zichtbaarheid van bijvoorbeeld bloed (sterk rode kleur) en waarneembaarheid van zweet (de sterke geur) hebben de sappen grote kracht ons te doen schrikken en walgen, angst inboezemen en alarm doen slaan.”
S: Hebben we altijd sappen vies gevonden of verandert dat?
RV: “Toen de COVID-19 pandemie uitbrak, versterkte dat enorm de gevoelens van walging. Er kwamen striktere omgangsregels betekent dat sociale normen strenger werden en geen seksueel contact tussen mensen van verschillende huishoudens was toegestaan. Al met al leidde het tot een stijging in germophobia, obsessief handwassen, hoest- en niesschaamte.”
“Maar… de gebeurtenissen tijdens de pandemie bewijzen dat de intensiteit waarmee we walging ervaren kan veranderen. En als het kan veranderen, dan heeft het een geschiedenis. Dan is het interessant hoe de walging van mensen ten opzichte van lichaamsvloeistoffen in de loop der tijd is verschoven en waarom – en wat we daarvan kunnen leren voor vandaag en de toekomst.”
Ook elke dag vers het laatste wetenschapsnieuws in je inbox? Of elke week?
Schrijf je hier in voor de nieuwsbrief!