In de tijd van de dinosaurussen hadden veel zeereptielen een extreem lange nek. Het was kennelijk een succesvolle strategie om te overleven, maar paleontologen hebben zich altijd afgevraagd of juist die lange nek de dieren niet kwetsbaar maakte voor vijanden. Nu, na bijna tweehonderd jaar onderzoek, is er direct fossiel bewijs dat dit inderdaad zo is.
Er is gekeken naar twee soorten Tanystropheussen met bijzonder lange nekken, die leefden in het Trias. Ze lijken op krokodillen, maar dan met een hele lang hals en zijn verwant aan de dinosaurussen. De dieren hadden een unieke nek die bestond uit dertien extreem langwerpige wervels en heel harde ribben. Daardoor was hun nek waarschijnlijk erg stijf en moesten ze hun prooi in een hinderlaag lokken. Maar de roofdieren die het op de Tanystropheus gemunt hadden, waren niet voor één gat te vangen. Sterker nog, ze konden mooi gebruik maken van die lange nek om het dier te pakken.
Kop eraf
Nauwkeurige bestudering van de gefossiliseerde botten toont aan dat roofdieren de hoofden van de twee exemplaren zonder pardon hebben afgehakt. Er zijn duidelijke tandafdrukken te zien in de nekken van de twee Tanystropheussen, bij eentje zelfs precies waar de nek gebroken was.
Daarmee is er zeldzaam bewijs gevonden van een prooi-roofdierinteractie die 240 miljoen jaar teruggaat. “Paleontologen speculeerden al langer dat de nek een zwakke plek vormde bij de dieren, zoals twee honderd jaar geleden al levendig werd weergegeven op een beroemd schilderij van Henry de la Beche”, zegt Stephan Spiekman van het Duitse Staatliches Museum für Naturkunde in Stuttgart. “Maar er was nooit bewijs dat de dieren onthoofd werden of anderszins op hun nek werden aangevallen, terwijl er genoeg fossielen zijn gevonden van langnekkige mariene reptielen.”
Mooi intact gebleven
In die zin is de studie van Spiekman dus uniek. Hij ontdekte dat de twee soorten in dezelfde omgeving leefden. Eentje was ongeveer 1,5 meter lang en at vooral zachte zeedieren, zoals garnalen. De andere kon wel 6 meter lang worden en at vis en inktvissen. Hij vond ook bewijs aan de hand van de vorm van de schedel waaruit blijkt dat de Tanystropheus het liefst de meeste tijd in het water doorbracht.
Het was natuurlijk aan de fossielen al wel te zien dat hun nek abrupt eindigde. Dus er waren eerder al wel onderzoekers die op het idee kwamen dat de kop afgehapt kon zijn door roofdieren, maar het was nooit in detail bestudeerd. “Wat ons opviel is dat de schedel en het overgebleven deel van de nek zo intact waren gebleven. Er was alleen enige ontwrichting door het typische verval van het karkas”, legt een medeonderzoeker uit. “En enkel de nek en de kop zijn behouden gebleven. Er is niets teruggevonden van de rest van de dieren. De nekken eindigen heel abrupt, een indicatie dat ze compleet zijn doorgebeten door een ander dier wat met veel geweld gepaard moet zijn gegaan, gezien de duidelijke bijtsporen.”
Sappig hapje
“Het feit dat de kop en nek in zo’n goede staat zijn wijst erop dat de botten nog steeds bedekt waren met huid en spieren toen de dieren bij hun laatste rustplaats aankwamen”, vertelt hij verder. “Er is duidelijk niet aan geknabbeld door het roofdier. Hoewel het speculeren is, zou het logisch zijn dat de roofdieren niet zo geïnteresseerd waren in de dunne nek en het kleine hoofd en liever voor de malsere delen van het lichaam gingen. Alles bij elkaar lijkt het erop dat beide dieren onthoofd zijn tijdens de jacht en niet zijn opgegeten door aaseters, al kan dat niet volledig worden uitgesloten.”
“Opmerkelijk is dat beide soorten, weliswaar door verschillende roofdieren, op dezelfde manier zijn gedood. Dat terwijl het gaat om twee dieren van een heel verschillende grootte en waarschijnlijk ook met een andere leefstijl”, reageert Spiekman.
Unieke structuur
Hij wist ook aan te tonen dat de nekken van de reptielen een compleet unieke evolutionaire structuur hebben. Ze zijn veel smaller en stijver dan die van andere langnekkige soorten, zoals de plesiosaurussen. Eveneens is duidelijk geworden dat een lange nek als zeereptiel ook zo zijn nadelen heeft. Desalniettemin zijn de lange nekken duidelijk een succesvolle evolutionaire strategie die bij veel verschillende zeereptielen is gevonden over een periode van 175 miljoen jaar.
“Ons onderzoek toont nog maar eens aan dat de evolutie een kwestie van compromissen is”, zegt Spiekman. “Het voordeel van een lange nek heeft een hele lange tijd duidelijk zwaarder gewogen dan het risico om onthoofd te worden door een roofdier. Zelfs de Tanystropheus zelf was behoorlijk succesvol in evolutionaire termen. Hij heeft minstens 10 miljoen jaar bestaan en kwam voor in Europa, het Midden-Oosten, China, Noord-Amerika en misschien ook Zuid-Amerika.” Zo onhandig zal die lange nek dus ook weer niet geweest zijn.