Meer dan de helft van de Nederlanders heeft oude mobieltjes die thuis liggen te verstoffen. Een potentiële goudmijn: als alle Europeanen hun oude telefoons zouden inleveren, hoeft de EU drie jaar lang geen nieuwe grondstoffen te delven voor de productie van nieuwe mobieltjes. Er zitten veel kritieke grondstoffen in die telefoons waarvoor we nu afhankelijk zijn van landen als China en Congo.
Om te laten zien wat er in die telefoon zit, halen industrieel ontwerper Dorien van Dolderen van de TU Delft en expert aardse materialen Arjan Dijkstra van de Universiteit Twente er in deze aflevering alles uit, tot het laatste korreltje goud. En dat doen ze met een blender! Will it blend?
Check eerst de video en lees onder de video verder het interview met Dorien:
Scientias: Leuke blender, handig om ijs te crushen. Hoe was dat een telefoon blenderen?
Dorien van Dolderen: “Ik heb eigenlijk nooit een telefoon onderzocht, wel tv’s en andere elektronische apparaten, maar een telefoon is een goed voorbeeld omdat iedereen die dagelijks gebruikt.
Ik weet dus meer over andere apparaten dan telefoons, zoals tv’s. Wat heel interessant is van de tv’s die we hebben onderzocht is dat producenten best vaak plastics gebruiken die we op dit moment eigenlijk niet recyclen. Dat laat direct zien waar de grootste verliezen vandaan komen als het gaat om recycling: producenten de verkeerde materialen kiezen. Dat lijkt gelukkig relatief makkelijk op te lossen voor veel onderdelen.”
S: De grotere bulkmaterialen, daar is dus veel te winnen?
DvD: “Het verschilt erg per product, maar een verkeerde materiaalkeuze kan ervoor zorgen dat plastics in de verbrandingsoven eindigen. Bij drie van de vier tv’s die wij hebben onderzocht eindigen alle plastics in de oven. Daarbij bevatten plastics vaak ook allerlei additieven zoals brandvertragers, soms omdat dat door de wet verplicht is, die recyclen moeilijker maakt. Gelukkig gaat het binnen de gehele productgroep van TV’s beter. Vrijwel alle metalen en ongeveer ⅓ van de kunststoffen kunnen goed hergebruikt worden, en wordt er ook hard gewerkt aan nieuwe innovaties om in de toekomst een groter deel van de plastics te recyclen.
In het recyclingproces worden producten meestal in kleine stukjes gehakt, waarna alle materialen door machines van elkaar worden gescheiden. Gruis met veel metalen gaat vervolgens naar een grote metaalsmelter, waar het op verschillende temperaturen wordt verhit zodat bepaalde metalen eruit smelten. Ook worden verschillende chemicaliën gebruikt om bepaalde stoffen terug te winnen.
Wij onderzoeken wat voor productontwerp de verschillende stappen in het recyclingproces kan vergemakkelijken. Toch kun je niet alles aanpassen met productontwerp, zeker niet als metalen zitten op plekken waar ze gewoon moeten zitten omdat het niet anders kan.”
S: Wat voor ontwerpkeuzes kan een ontwerper van een printplaat bijvoorbeeld maken om het proces te verbeteren?
DvD: “Er wordt natuurlijk onderzoek gedaan naar de samenstelling van chips, en of we het gebruik van bepaalde grondstoffen uit de weg kunnen gaan. Dat kan te maken hebben met van alles, zoals de milieu-impact van metalen, geopolitieke afhankelijkheid, en schaarste of leveringsrisico’s. De keten is heel erg gelaagd. Een productontwerper zal specificeren wat voor functies een PCB (printplaat met alle chips erop) moet vervullen, dat vertaalt zich bij een ander bedrijf dan tot een PCB ontwerp. De fabrikant van die printplaten is weer iemand anders, die weer allerlei verschillende chips zal kopen van verschillende leveranciers. De chips bestaan uit een hoop verschillende materialen, allemaal uit andere mijnen van over de hele wereld. Zo heeft de ontwerper eigenlijk nauwelijks invloed op wat er in hun chips zit, vaak weten ze de samenstelling niet eens.
Mijn onderzoek gaat er vooral over: wat weet de ontwerper wel? Wat kunnen we doen om ontwerp zo te maken dat we de metalen die in producten zitten makkelijk kunnen terugwinnen.”
S: En zijn er al bedrijven die iets hebben veranderd met jullie hulp?
DvD: “We doen inderdaad veel met bedrijven en die werken dan vaak met een afstudeerstudent. De student kijkt dan naar producten van deze bedrijven en bekijkt of een product anders te bouwen is. We doen dan een shredding-test, zoals hoeveel schroefjes zitten na het shredden (stuk hakken, red.) nog in stukken materiaal vastzitten. Uit zo’n test haal je een goed idee van de recyclebaarheid van een product. De student maakt dan een herontwerp van een product samen met het bedrijf.
Recyclebaarheid is een onderdeel, maar er zijn ook andere eisen. Zoals repareerbaarheid en lange levensduur. Maar omdat we heel veel producten testen en herontwerpen leren we ook heel veel.
Een keer heeft een student een soort antenne getest die in koeienstallen wordt gebruikt. Die antenne was helemaal volgegoten met epoxy. Dat spul hield alles aan elkaar vast. Als je dat in een shredder gooit zitten allemaal metalen in de lijm en dat krijg je er heel moeilijk uit. Om dat te veranderen is best lastig, zeker om een levensduur te garanderen op een andere manier. In zo’n stal zitten allemaal gassen, vocht en wat al niet meer die zo’n antenne aan kunnen tasten. Je kunt nooit zomaar zeggen: het moet anders! Want vaak is er ook meer aan de hand. Als je voor recyclebaarheid gaat en daardoor een product niet meer gerepareerd kan worden, heeft het ook geen zin.”
S: Nog nieuwe dingen tegengekomen in je onderzoek?
DvD: “Er waren al theorieën over de recyclebaarheid van producten, maar veel hiervan was niet goed onderbouwd. Het meest interessant voor de komende tijd is dat we zijn begonnen met het eerste ontwerp voor een recycling-gids. Een gids voor bedrijven hoe je nou producten recyclebaar kunt maken. Recyclen is niet één proces. Het is bij elk bedrijf anders, dan is er een nieuwe machine daar, een proces hier. Het kan soms zijn dat een heel klein onderdeel verandert en dat hierdoor de totale recycleerbaarheid heel erg verandert.
Ik had verwacht dat recyclen een standaardproces was en het bleek veel ingewikkelder dan ik dacht. Nu is het vooral ook zaak met heel veel recyclers te praten. Als in de toekomst niet meer geshred wordt maar een robot dingen uit elkaar gaat halen, moet je misschien heel anders ontwerpen. Daar moet je op voorbereiden. Dat moet met veel recyclers, onderzoekers en ontwerpers.”
S: Het zou toch mooi zijn als dingen gewoon altijd blijven werken!
DvD: “Ken je planned obsolescence, dat bedrijven moedwillig ervoor zorgen dat producten stukgaan? Zoals bij gloeilampbedrijven dat er een maximumleeftijd voor gloeilampen zou zijn? Het is heel moeilijk aan te tonen of een bedrijf dat echt doet.
S: De centennial light bijvoorbeeld?
DvD: “Bijvoorbeeld! Ik weet niet of die nog brandt trouwens.”
Zoekt op.
DvD: “Het lijkt soms of bedrijven niet genoeg hun best doen, dat is misschien ook zo, maar het is echt heel moeilijk om op alles goed te scoren. Die koeienstalantenne gaat eeuwig mee, maar is niet erg recyclebaar, wat is dan de juiste afweging? Wat gaat er met een product gebeuren aan het eind van het leven? Gaat iemand het proberen te repareren? Moet je het dan repareerbaar maken? Misschien heeft een product wel een heel ander levenseinde over 10 jaar dan we nu verwachten.
Het is bij elk product de vraag wat de keuzes moeten zijn en zelfs binnen een product kan het wisselen wat handig is, misschien kun je bij het ontwerp van één onderdeel wel focussen op recyclen, en bij een ander deel niet.
We kunnen apparaten zo slim en duurzaam ontwerpen als we willen, maar als ze uiteindelijk in een la blijven liggen of in het restafval belanden, verliezen we alsnog de waarde die erin zit. De consument is een onmisbare schakel in die keten. Zonder bewuste afdanking of reparatie blijft circulariteit theorie.”


