Tegen 2025 zullen robots meer dan 50% van het huidige werk op zich nemen. Maar is dat erg?
De Eerste Industriële Revolutie zette de wereld op zijn kop. Goederen – zoals kleding – die millennia op rij met de hand vervaardigd waren, konden dankzij veelal door stoom aangedreven machines opeens op veel grotere schaal worden geproduceerd. De fabrieken waarin het allemaal gebeurde, bleken een enorme aantrekkingskracht te hebben: talloze mensen verlieten het platteland en vestigden zich in de directe omgeving van de fabriek. Gebieden verstedelijkten, mensen gingen in loondienst en raakten voor de productie van goederen afhankelijk van de industrie. Nog nauwelijks bekomen van die Eerste Industriële Revolutie, diende zich de tweede al aan: de textiel- en ijzerindustrie groeide en mede door nieuwe ontwikkelingen zagen nieuwe industrieën het levenslicht. De telefoon werd geboren, net als de gloeilamp en verbrandingsmotor. Enkele decennia later was het tijd voor de Derde Industriële Revolutie. Deze wordt gekenmerkt door enorme technologische vooruitgang, zoals de geboorte van de PC en het internet. Op de hielen van die Derde Industriële Revolutie treffen we de Vierde Industriële Revolutie aan: een revolutie waarin een hoofdrol is weggelegd voor onder meer robots en kunstmatige intelligentie. Deze Vierde Industriële Revolutie is inmiddels begonnen en boezemt velen angst in. Want: worden wij straks compleet overbodig?
De robot is er al
Het lijkt niet zo’n vergezochte vraag. We leven immers in een tijd waarin robots in tal van hoedanigheden reeds worden ingezet. Ze zetten onze auto’s in elkaar, maaien ons grasveldje of assisteren de chirurg tijdens die lastige operatie. Kortom: robots eisen in steeds meer disciplines hun plekje op en maken sommige werknemers en passant overbodig.
75 miljoen banen op de tocht
En dat is nog maar het begin, zo bleek dit najaar uit een rapport van het World Economic Forum. Volgens het rapport wordt op dit moment ongeveer 29% van de taken op de werkvloer door robots uitgevoerd. Maar tegen 2025 zullen zij meer dan 50% van die taken op zich nemen. Het zal er tussen nu en 2022 toe leiden dat zo’n 75 miljoen banen verdwijnen.
Die 75 miljoen banen zijn – zoals je wellicht al verwachtte – niet keurig over alle denkbare functies verdeeld. De ene functie is als het om de opkomst van robots gaat, nu eenmaal wat kwetsbaarder dan de andere. Volgens het World Economic Forum moeten met name mensen die zich bezighouden met routinematig werk voor hun baan vrezen. In eerste instantie denk je daarbij misschien aan mensen die fysiek werk verrichten, bijvoorbeeld in fabrieken. Maar ook kantoormedewerkers kunnen de dans niet ontspringen, zo blijkt uit het rapport. Zo dreigen ook accountants en klantenservicemedewerkers overbodig te worden. Net als personeelsmanagers. “Banen waarbij je geïsoleerd in een kantoortje zit of op de fabrieksvloer werkt, zullen verdwijnen,” denkt David Deming, professor en onderzoeker aan de Harvard Graduate School of Education. “Op de lange termijn zullen banen die saai zijn verdwijnen. Op de lange termijn zijn we beter af.”
Nieuwe banen
Maar de Vierde Industriële Revolutie kost niet alleen banen; ze genereert ook werk. Sterker nog: door deze industriële revolutie wordt er meer werk gecreëerd dan er verloren gaat. Het World Economic Forum schat dat er tussen nu en 2022 133 miljoen nieuwe banen ontstaan. Zo zal er meer behoefte zijn aan data-analisten en wetenschappers, maar ook aan sales- en marketingprofessionals en specialisten op het gebied van kunstmatige intelligentie.
Omslag
Zo’n omslag op de arbeidsmarkt komt natuurlijk niet vanzelf. “Het is belangrijk dat bedrijven een actieve rol spelen en hun huidige personeel steunen middels her- en bijscholing,” aldus Klaus Schwab, oprichter van het World Economic Forum. Maar ook werknemers moeten pro-actief zijn en ervoor open staan om gedurende hun gehele werkzame leven nieuwe dingen te leveren. “En overheden moeten een omgeving creëren die deze transformatie op de arbeidsmarkt faciliteert,” aldus Schwab. “Dit is de grootste uitdaging van onze tijd.” Het World Economic Forum schat dat tegen 2022 zo’n 54% van alle werknemers toe is aan bij- of herscholing. Zo’n 35% daarvan zal tot wel zes maanden bezig zijn met bijleren, 9% heeft zelfs 6 tot 12 maanden nodig om zijn kennis op peil te brengen en de resterende 10% zou daar meer dan een jaar mee druk zijn.
Meerwaarde
Op de arbeidsmarkt van de nabije toekomst is dus zonder meer plek voor mensen. Maar we zullen ons enigszins aan moeten passen en moeten accepteren dat wij mensen niet langer voor elke functie de ideale kandidaat zijn. Als je dat even laat bezinken, rijst al snel de vraag wat de mens in de nabije toekomst nog aan de arbeidsmarkt toevoegt. Wat is onze meerwaarde? Dat wordt wel duidelijk als we inzoomen op de vaardigheden die volgens het World Economic Forum de komende jaren steeds belangrijker worden: creativiteit en emotionele intelligentie bijvoorbeeld. Een vergelijkbaar beeld doemde op tijdens een onderzoek dat Deming in 2017 uitvoerde, met als doel te achterhalen welke eigenschappen werkgevers belangrijk vinden. Hij ontdekte dat sociale vaardigheden meer en meer door werkgevers op prijs worden gesteld. Kortom: het zijn dus de gebieden waarop robots tekortschieten – sociale interactie, creativiteit, het tonen en begrijpen van emoties – waar wij mensen het verschil maken. Uiteindelijk worden felle concurrentieoorlogen tussen bedrijven namelijk niet bepaald door de machines die ze in huis hebben, maar door mensen die nieuwe, creatieve ideeën bedenken – die al dan niet door die machines worden uitgevoerd – hun omgeving inspireren en op innovatieve wijze het maximale uit robots en andere technologieën te halen.
De waarde van de mens versus de waarde van een robot
Dat klinkt natuurlijk prachtig. Maar het blijft niet bij woorden. De meerwaarde van mensen is ook uit te drukken in cijfers, zo toont het Korn Ferry Institute – een consultancybedrijf in de VS – aan. Het bedrijf baseert zich op een onderzoek onder 800 CEO’s van grote bedrijven in acht verschillende landen. Het onderzoek wijst uit dat de waarde van menselijk talent en menselijke intelligentie nog altijd twee keer zo groot is als de waarde van al het andere bedrijfskapitaal (ook al hebben CEO’s daar vaak een ander onderbuikgevoel bij). En dat blijft ook nog wel even zo. Dat heeft twee redenen. Terwijl de potentie van robots en andere machines vanaf het begin af aan vastligt en hun waarde met elke dag die verstrijkt alleen maar afneemt, kunnen mensen gestimuleerd worden om meer uit zichzelf te halen en neemt hun waarde naarmate ze meer kennis en ervaring opdoen, alleen maar toe. En daarmee blijven we dus ook als het op het onderste regeltje aankomt een streepje voorhebben op onze stalen collega’s.
Transformatie
Hoe de toekomst van de arbeidsmarkt er precies uitziet, blijft natuurlijk koffiedik kijken. Maar dat machines – hetzij binnenkort of over een iets langere periode – een steeds groter deel van die arbeidsmarkt op gaan eisen, lijkt buiten kijf te staan. Het idee dat steeds meer mensen in het kielzog van die ontwikkelingen met de handen in de zakken achterover kunnen leunen, lijkt – naarmate de robots zich opdringen – echter steeds minder houdbaar te zijn. In veel gevallen zullen we namelijk zij-aan-zij met de machines werken. En de banen die daadwerkelijk verdwijnen, worden gecompenseerd door compleet nieuwe functies waar we ons nu in veel gevallen nog nauwelijks een voorstelling van kunnen maken. De geschiedenis – en dan met name de perioden waarin de eerdere drie Industriële Revoluties zich voltrokken – lijkt dat te onderschrijven. De revoluties leidden tot grote veranderingen – vaak niet alleen op de arbeidsmarkt – en voltrokken zich ook zeker niet zonder slag of stoot. Maar keer op keer raakte de arbeidsmarkt uiteindelijk weer in balans en bleek er op die arbeidsmarkt nog alle ruimte te zijn voor mensen. En in veel gevallen kregen die mensen het – in ieder geval op langere termijn – beter dan voorheen (zie kader hieronder).
Technologische vooruitgang leidt vaak tot een hogere productiviteit. Er kan meer geproduceerd en dus verkocht worden. Na de eerste Industriële Revolutie zagen we dat het even duurde voor de werknemers daarvan profiteerden, maar uiteindelijk stegen de inkomens, waardoor zij meer geld te besteden hadden, er meer vraag naar (luxere) producten en diensten kwam en de economie groeide. Maar we kregen niet alleen meer te spenderen: sinds 1900 is het aantal uren dat in een werkweek wordt gemaakt, sterk afgenomen. En ook dat leidde grappig genoeg weer tot meer werkgelegenheid in de vrijetijdssector.
De vierde Industriële Revolutie kan – net als haar voorgangers – even pijn doen. Maar op de langere termijn mag je natuurlijk hopen dat de revolutie meer oplevert dan zij kost. Onderzoekers zijn daar vrij optimistisch over, mits we massaal een beroep doen op die ene eigenschap waaraan we hoogstwaarschijnlijk te danken hebben dat we überhaupt – als enige mensensoort – nog op aarde rondlopen: ons grote aanpassingsvermogen.