De hommel – die in 2007 voor het laatst was waargenomen – is opgedoken in het Limburgse Geuldal.
Dat de hommel uitgerekend daar weer acte de présence heeft gegeven, is geen toeval. In het Geuldal hebben elf partijen eerder namelijk de handen ineengeslagen om de biodiversiteit te vergroten en zo verdwenen wilde bijen – zoals de boshommel – terug naar Nederland te lokken. En met succes dus. Want tijdens een monitoringsonderzoek – dat onderdeel uitmaakt van de poging tot biodiversiteitsherstel – zijn studenten van de Wageningen University (WUR) op één boshommel gestuit.
Stuifmeel aan de poten
“We hebben een koningin gevangen met stuifmeel aan de poten,” zo vertelt professor David Kleijn – verbonden aan de WUR – aan Scientias.nl. “Daaruit kunnen we afleiden dat ze een nest heeft. Hopelijk plant ze zich dit jaar voort, zodat we volgend jaar meerdere nesten hebben.” Uiteindelijk hopen de onderzoekers natuurlijk dat de boshommel ook de rest van Nederland weer gaat waarderen. “Maar één boshommel maakt nog geen zomer,” benadrukt Kleijn.
Achteruitgang
De ingetogen vreugde over de terugkeer van de boshommel had Nederlanders lang geleden misschien wel zeer verbaasd. Toen kwam de boshommel namelijk nog algemeen voor. Maar sinds 1950 is deze nog maar enkele keren in ons land waargenomen. De laatste keer was in 2007. Dat de boshommel langzaam maar zeker uit ons land is verdwenen, is volgens Kleijn te herleiden naar de achteruitgang van haar waardplanten, oftewel de planten die de boshommel van voedsel voorzien. “Dat zijn weliswaar gewone soorten als rode klaver en rolklaver, maar die waren vroeger veel algemener dan nu, en kwamen destijds jaarrond bloeiend voor terwijl er nu met name in juni in veel gebieden een periode is waarin er weinig tot niets bloeit. Daarnaast hebben we een sterk vermoeden dat de nestgelegenheid hard achteruit is gegaan. De boshommel nestelt graag in verlaten muizenholen. Vroeger waren die overal, maar omdat het landschap tegenwoordig zo intensief beheerd wordt en bereden wordt met zware machines is dat tegenwoordig een schaars goed.”
Over het initiatief
In een poging de boshommel – en andere wilde bijensoorten – weer terug te winnen, hebben in Limburg elf partijen die natuurgebieden, waterbuffers, wegbermen, akkerranden en heggen beheren de handen ineengeslagen. Samen zetten ze zich in voor een permanent bloeiend landschap. Bijvoorbeeld door de bermen later en in fasen te maaien en natuurgebieden en akkerranden te vullen met (meer en langer bloeiende) bloemen. “We hadden het idee dat het Limburgse Geuldal al bijna geschikt zou moeten zijn voor de boshommel,” zo vertelt Kleijn als we hem vragen waarom juist hier actief aan de terugkeer van de boshommel wordt gewerkt. “Dat is in maar weinig andere gebieden in Nederland het geval. We weten waar in Europe de soort nog algemeen is en die landschappen (in midden Frankrijk) zien er niet heel anders uit dan het Geuldal. Met wat extra inspanningen in het landelijk gebied tussen de natuurgebieden zou het moeten kunnen lukken, dachten we. Wat ook meetelde was dat Zuid Limburg relatief dicht – op zo’n 80-100 km, toch nog een eindje vliegen voor zo’n hommel van 2 cm groot – bij restpopulaties in Duitsland en België ligt. De soort moet het gebied toch ergens vandaan herkoloniseren.”
Belangrijk
Dat het nu ook daadwerkelijk gelukt lijkt om de boshommel terug te halen, is prachtig nieuws. Want het is belangrijk dat de boshommel terugkomt, vindt Kleijn. “Omdat het een prachtige soort is. Omdat ze vroeger algemeen was in Nederland en wij het toch niet kunnen accepteren dat ze door ons toedoen uitsterft. Omdat ze onderdeel uitmaakt van ecosystemen waar ze een belangrijke rol vervult, namelijk de bestuiving van wilde planten. De zaden en vruchten van die planten zijn weer voedsel voor een breed scala aan andere dieren.”
Andere soorten
Gehoopt wordt natuurlijk dat de boshommel steeds vaker in Nederland opduikt en ons land weer haar thuis mag gaan noemen. En dat andere verdwenen bijensoorten haar voorbeeld gaan volgen. “Helaas zijn er meer soorten die nu niet meer in Nederland voorkomen,” stelt Kleijn. “Of die terugkomen met ons initiatief is onzeker. De meeste waarschijnlijk niet, sommige mogelijk wel. Voor een soort als de boloog (Bombus pomorum) acht ik de kans bijvoorbeeld erg klein. De soort was vroeger al zeldzaam en het gaat bijzonder slecht met de soort in heel Europa. Maar ik sluit niet uit dat een soort als de grote tuinhommel (Bombus ruderatus) met ons initiatief wel terug kan keren. In Engeland is deze soort dankzij natuurbeschermingsinitiatieven tegenwoordig ook weer aan het toenemen.”
De (wilde) bijen zijn de laatste jaren veelvuldig in het nieuws. En vaak is het slecht nieuws. Bijen en hommels hebben het op tal van plekken wereldwijd om uiteenlopende redenen moeilijk. En dat is voor de Nederlandse bijen en hommels niet anders, zo vertelde Arjen de Groot een paar jaar geleden aan Scientias.nl. Ongeveer de helft van de wilde bijen die in ons land voorkomen, staat op de rode lijst en dreigt dus te verdwijnen. En met name de hommels staan er slecht voor. Met de terugkeer van de boshommel gloort er hoop. Maar Kleijn ziet nog geen reden om te juichen. “Het is nog veel te vroeg om de vlag uit te hangen. In de meeste gebieden in Nederland en zowel in stad als land gaat het gemiddeld nog achteruit met de bijen. Een beetje wrang, want er zijn wel steeds meer initiatieven die wat aan die achteruitgang proberen te doen. Maar de autonome processen gedreven door economie en menselijk gedrag maakt dat het landschap nog steeds grootschaliger wordt, strakker wordt aangeharkt en geplaveid wordt met meer asfalt, steen en grind. Dus minder bloemen en nestgelegenheid. Ons initiatief laat zien dat je de trend, ook voor zeldzame soorten, kan keren als alle neuzen dezelfde kant op wijzen en dat is bemoedigend. Maar we moeten nog wel uitvinden hoe we die neuzen in meer gebieden dezelfde kant op krijgen.”