De hooggeplaatsten van het Maya-volk kregen een tombe en zouden zo zelfs duizenden jaren later nog herinnerd worden. De gewone man kwam er minder goed vanaf en bouwde daarom in zijn eigen huis op wel heel bijzondere wijze zijn eigen museum. Dat concluderen wetenschappers.
De gewone Maya’s uit de tijd van 250 tot 900 jaar na Christus verwoestten hun huizen regelmatig. Ze haalden de muren naar benden, verbrandden de vloeren en plaatsten kunstwerken en soms zelfs menselijke resten op de overblijfselen alvorens deze een tweede keer in brand te steken. Daarna werd het huis op dezelfde plaats met behulp van de overgebleven spullen (fragmenten, botten, stenen, etc.) herbouwd.
Kalender
Uit onderzoek blijkt dat dit ritueel elke veertig of vijftig jaar werd herhaald. Wetenschappers nemen dan ook aan dat ze symbool staan voor belangrijke data op de Maya-kalender. De hooggeplaatsten onder de Maya’s lieten belangrijke gebeurtenissen opschrijven of in monumenten graveren. “Maar de gewone mensen hadden hun eigen manier om hun eigen geschiedenis te registreren,” vertelt onderzoeker Lisa J. Lucero. “Niet alleen hun eigen geschiedenis als een familie, maar ook hun plaats in de kosmos.”
Cyclus
“De dingen zijn begraven, zodat ze niet gezien worden. Maar dat wil niet zeggen dat de mensen ze vergeten zijn. Ze begroeven mensen voortdurend op dezelfde plaats en verwijderden de botten van de voorouders om ze vervolgens ergens anders neer te leggen of ze namen er delen van en bewaarden deze als een aandenken.” Volgens Lucero staat het afbreken en herbouwen van de huizen voor het voorbijgaan van de tijd en de cyclus van het leven.
Symbolen
Antropologen zijn al decennialang op de hoogte van de rituelen van de Maya’s, maar Lucero keek veel gedetailleerder naar deze bijzondere gewoonte en bestudeerde vooral de symbolische betekenis van de begraven spullen. Daartoe deed ze in twee oude huizen van de Maya’s onderzoek. Beide huizen stammen uit de periode tussen 450 en 1150 na Christus. Lucero vond er de skeletten van mannen, vrouwen en kinderen. Kunstwerken lagen op en rondom de mensen. Sommige lichamen lagen plat op de grond, de andere werden in een zittende positie aangetroffen. Dat laatste wijst op een iets hogere status.
Voorwerpen
In de huizen werden geen zwarte voorwerpen aangetroffen, terwijl zwart toch de kleur van de dood en de onderwereld is. “De Maya’s geloofden in een cyclische manier van leven. Dus in hun beleving sterven mensen niet, maar worden ze voorouders.” In de graven werd veel rood – de kleur van het oosten, leven en wedergeboorte – gevonden. Sommige gevonden spullen waren expres kapot gemaakt of op een andere plaats gezet. “Dingen die in het leven gebruikt werden moesten ontzield, kapot gemaakt worden voordat ze het volgende niveau van hun leven begonnen.”
Volgens Lucero zijn veel van de rituelen die de Maya-heersers erop nahielden gebaseerd op de rituelen van hun ondergeschikten. De heersers zouden de samenhang in de maatschappij hebben willen bevorderen door de tradities over te nemen en ze op grote schaal uit te oefenen.