De babyjaren van de Verenigde Staten (1776-1796)

In een drieluik doen we de jonge, maar bijzonder fascinerende geschiedenis van de Verenigde staten van Amerika uit de doeken. Vandaag: de babyjaren.

We kennen de Verenigde Staten als het machtigste land ter wereld, met een sterke militaire macht, die zo nodig intervenieert in het buitenland. En we kennen het land van het ‘circus’ van de presidentsverkiezingen, elke vier jaar in een schrikkeljaar. En we kennen het land als een democratie met twee grote politieke partijen, de Democraten en de Republikeinen. In dit artikel gaan we terug naar een tijd waarin het land nog jong was, en internationaal nog niet zo machtig als tegenwoordig, hoewel andere landen er wel rekening mee moesten houden. Het was een tijd waarin ook de Amerikanen zelf nog moesten wennen aan het bestaan van verkiezingen en politieke partijen.

De Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog (1776-1784)
De officiële geboortedatum van de Verenigde Staten is 4 juli 1776, toen dertien Britse koloniën – vanaf toen ‘staten’ – zich onafhankelijk verklaarden van het moederland. De Britten wilden hun koloniën niet zomaar laten gaan, en het resultaat was dan ook een oorlog – de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog. Tijdens die oorlog kregen de Amerikanen steun van drie oude rivalen van de Britten: de Fransen (vanaf 1778), de Spanjaarden (vanaf 1779) en de Hollanders (vanaf 1780). Al in de jaren voor 1780 hadden de Amerikanen wapens en munitie gekocht in de Nederlandse kolonie Sint-Eustatius in de Caraïben. Na enkele grote Britse nederlagen, en vredesverdragen in Parijs in 1783 en 1784, werden de Verenigde Staten algemeen erkend als een onafhankelijk land.

Een schilderij gebaseerd op een slag tijdens de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog. Afbeelding: John Trumbull (via Wikimedia Commons).
Een schilderij gebaseerd op een slag tijdens de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog. Afbeelding: John Trumbull (via Wikimedia Commons).

De VS omstreeks 1784: dertien onafhankelijke staten
Het jonge land grensde in het noorden aan het Britse Canada, in het westen aan het Franse Louisiana en aan gebieden van Amerikaanse Indianenstammen, en in het zuiden aan het Spaanse Florida. Ten oosten van het jonge land lag de Atlantische Oceaan. Het land had een belangrijke klasse van scheepsbouwers, rederijen, walvisvaarders en handelaren in Philadelphia, New York en New England. Het land produceerde overschotten van graan in het noorden en katoen en tabak in het zuiden, en had de exportopbrengsten van die producten nodig voor de invoer van gefabriceerde goederen – van luxe kleding voor de rijken tot wapens en munitie.
Na de onafhankelijkheidsoorlog ontstond een situatie, waar iedereen aan moesten wennen. Boeren en zeelieden uit de noordelijke staten hadden samen met slavenhouders uit het zuiden gevochten tegen de Britse vijand, maar verder hadden ze weinig met elkaar te maken. Alle dertien staten wensten een hoge mate van onafhankelijkheid voor zichzelf, en een gevoel van nationale eenheid was er nauwelijks.

“De eerste verkiezingen waren ronduit saai, want politieke partijen bestonden nog niet en de uitslag stond bij voorbaat zo goed als vast”

De eerste Amerikaanse Grondwet
Tussen 1784 en 1788 kwam de befaamde Amerikaanse Grondwet tot stand, met zelfbestuur voor de dertien – tegenwoordig vijftig – staten. De hoge heren die de Grondwet maakten – waarbij veel compromissen moesten worden gesloten tussen de uiteenlopende meningen – staan in de geschiedenisboekjes bekend als de “founding fathers”, hoewel die term ook wel gebruikt wordt voor de mannen die in 1776 de onafhankelijkheid hadden uitgeroepen; het ging in beide gevallen voor een groot deel om dezelfde heren. De grondwet werd later vele malen veranderd, maar veel bepalingen van de eerste grondwet bestaan nog steeds, bijvoorbeeld: 1) er werd besloten dat het nationale Congres zou bestaan uit een Senaat met twee leden voor elke staat, en een Huis van Afgevaardigden met per staat een aantal afgevaardigden dat min of meer evenredig was aan het aantal stemgerechtigden in die staat; 2) de president werd op een indirecte manier gekozen, via zogenaamde “kiesmannen”, 3) de president kreeg de leiding in de buitenlandse politiek en werd daarbij op de vingers gekeken door de Senaat; 4) een president die buiten zijn boekje ging, kon worden afgezet of “impeached”.

George Washington. Afbeelding: Gilbert Stuart (via Wikimedia Commons).
George Washington. Afbeelding: Gilbert Stuart (via Wikimedia Commons).
De eerste president
De eerste president van het land werd rond de jaarwisseling van 1788 en 1789 gekozen, en in 1792 herkozen: die president was George Washington, de grote held van de onafhankelijkheidsoorlog. Beide verkiezingen waren ronduit saai, want politieke partijen bestonden nog niet en de uitslag stond bij voorbaat zo goed als vast. De Grondwet bepaalde dat de kandidaat met de meeste kiesmanstemmen president zou worden, en de kandidaat met de op één na meeste stemmen vice-president, een functie zonder duidelijke inhoud, behalve het voorzitterschap van de Senaat, en het eventueel vervangen van de president als die iets mocht overkomen. De zuiderling Washington had gedurende zijn termijn de noorderling John Adams als vice-president. Adams was niet altijd blij met zijn functie, zoals te lezen is in een overgeleverde brief aan zijn vrouw: “My country has in its wisdom contrived for me the most insignificant office that ever the invention of man contrived or his imagination conceived”.

c.1784-c.1794: afbraak en wederopbouw van de Amerikaanse marine
Het jonge land had een forse staatsschuld, want de onafhankelijkheidsoorlog was voor een groot deel betaald met geld dat geleend was van Fransen, Hollanders en anderen. Gedurende 1784 en 1785 besloot het Amerikaanse Congres tot forse bezuinigingen op de marine, die men nu niet meer zo hard nodig meende te hebben. De gevolgen bleven niet uit. De kustwacht had al spoedig te weinig schepen om de kusten te kunnen bewaken, zodat smokkelaars vele goederen – van negerslaven tot luxe producten – het land binnen konden brengen zonder invoerrechten te betalen, terwijl die invoerrechten een belangrijke inkomstenbron waren voor de nationale overheid. In 1790 besloot het Congres toch maar nieuwe kotters aan te schaffen voor de kustwacht.
In de jaren ’80 en ’90 werden Amerikaanse handelsschepen aan de overkant van de Atlantische Oceaan dikwijls slachtoffer van overvallen door piraten van Marokko en de Barbarijse staten. Amerikaanse Schepen en ladingen werden buitgemaakt, en Amerikaanse bemanningen werden tot slaven en gijzelaars gemaakt, die voor veel geld vrijgekocht moesten worden.
Gedurende het jaar 1793 werd de situatie voor de Amerikanen nog slechter, doordat Brittannië en Frankrijk – Revolutionair Frankrijk, na de val van Koning Lodewijk XVI – in oorlog geraakten. De Britten kaapten Amerikaanse schepen als ze bestemd waren voor Frankrijk, en de Fransen deden hetzelfde met Amerikaanse schepen op weg naar Brittannië. De Amerikaanse politici begonnen te begrijpen dat het land een oorlogsvloot nodig had om de overzeese belangen te verdedigen. In januari 1794 besloot het Amerikaanse Congres tot de bouw van zes oorlogsfregatten. Het duurde bijna vier jaar voordat de eerste van die zes schepen operationeel was. De beroemdste van de zes eerste Amerikaanse fregatten is de USS Constitution, tegenwoordig een museumschip in Boston. Enkele jaren later ging de Amerikaanse marine ook over tot het kopen of huren van handelsschepen, die vervolgens bewapend werden; op die manier kon de oorlogsvloot sneller uitbreiden.

'Mad' Anthony Wayne. Afbeelding: James Sharpless (via Wikimedia Commons).
‘Mad’ Anthony Wayne. Afbeelding: James Sharpless (via Wikimedia Commons).
1794/95: het Jay-verdrag en een Amerikaanse overwinning op noordwestelijke Indianen
Rond 1790 vestigden zich steeds meer Amerikaanse kolonisten in het noordwesten, in en rond het grondgebied van de huidige staat Ohio. Conflicten en zelfs moordpartijen tussen kolonisten en Indianen waren het gevolg. President Washington zond enkele malen troepen om de Indianen te “pacificeren”, maar zonder succes. Succes had uiteindelijk majoor-generaal “Mad” Anthony Wayne, die in augustus 1794 een voor de Amerikanen gunstig verdrag met de Indianen afdwong; laatstgenoemden moesten zich terugtrekken naar het westen. Wayne werd een nationale held.
Diplomatiek overleg tussen de VS en Groot-Brittannië leidden in november 1794 tot het zogenaamde Jay-verdrag – genoemd naar de Amerikaanse onderhandelaar John Jay – met als belangrijkste punten: 1) Brittannië stopte de subsidies aan anti-Amerikaanse Indianenstammen in het noordwesten van de VS, 2) de twee landen verklaarden zich bereid tot arbitrage over conflicten over wederzijdse geldschulden en de grens tussen de VS en Brits Canada, 3) de VS verminderde de katoenexport naar Groot-Brittannië, 4) Amerikaanse handelaren kregen meer rechten in de Britse koloniën in de Caraïben en Azië. De Amerikanen lijken minder ingeleverd te hebben dan de Britten, maar de laatstgenoemden waren dan ook kort tevoren in oorlog geraakt met Frankrijk, waardoor de Britse onderhandelingspositie was verzwakt. Het Jay-verdrag werd gesteund door President Washington, vice-president John Adams en de meerderheid van het Amerikaanse Congres.

Ontstaan van het eerste Amerikaanse tweepartijensysteem (c.1793-c.1796)
Niet alle Amerikanen waren blij met het Jay-verdrag. Meningsverschillen over het verdrag leidden – samen met meningsverschillen over andere zaken – tot het ontstaan van het eerste twee-partijen-systeem in de VS, de “Federalisten” versus de “Democraten-Republikeinen”, een systeem dat bestond van omstreeks 1793 tot omstreeks 1820. De Amerikaanse Federalisten – die meer pro-Brits dan pro-Frans waren – steunden het Jay-verdrag, maar de Democraten-Republikeinen – die meer pro-Frans dan pro-Brits waren – keerden zich tegen het verdrag, mede doordat ze de Britten in Canada niet vertrouwden. De Federalisten hadden de meeste aanhangers in het noordoosten, de Democraten-Republikeinen echter in het zuiden en westen, waar ze hoopten op gebiedsuitbreiding. De Federalisten wilden een nationale bank, de Democraten-Republikeinen wilden dat niet. Het ontstaan van politieke partijen was iets waar de “founding fathers” van de Amerikaanse Grondwet geen rekening mee hadden gehouden, maar waar de Amerikanen nu snel aan gewend raakten. Beide partijen begonnen hun eigen kranten, pamfletten, spotprenten en “caucuses” (politieke bijeenkomsten).

Niet lang daarna was het tijd voor de eerste ‘echte’ verkiezingsstrijd. Maar daarover de volgende keer meer!

Alex Ritsema (1963) is in 1987 afgestudeerd als econoom en statisticus aan de Universiteit van Groningen. Sinds 1989 werkt hij in Deventer op Saxion Hogescholen – maar dat heeft weinig te maken met één van zijn grote hobby’s: het bezoeken en bestuderen van kleine eilanden, overal ter wereld. Hij heeft enkele Engelstalige boeken geschreven over eilanden en maritieme geschiedenis. Zijn eilanden-website is www.aworldofislands.com. Hij schreef eerder op Scientias.nl over de bijzondere geschiedenis van Ameland.

Bronmateriaal

Carl Benn, The War of 1812 (Series Essential Histories), 2002; Paul F. Boller, jr., Presidential Campaigns, 1985, Allan Nevins & Henry Steele Commager, A Pocket History of the United States, 1981
De foto bovenaan dit artikel is gemaakt door xx (cc via Flickr.com).

Fout gevonden?

Voor jou geselecteerd