Tijdens het sporten kan uw hoofd opeens heel vermoeid aanvoelen. Zo vermoeid zelfs dat u niet langer in staat bent om door te gaan. Wetenschappers hebben nu ontdekt hoe dat kan.
Misschien heeft u het wel eens zien gebeuren: een sporter heeft de finish bijna bereikt en klapt opeens tegen de grond. Niet omdat zijn spieren moe zijn en dienst weigeren, maar omdat zijn brein letterlijk op de rem trapt en ervoor zorgt dat de sporter zich zo moe voelt dat deze onmogelijk door kan gaan. Onderzoekers noemen het ook wel centrale vermoeidheid: een vermoeidheid die niet de spieren, maar het centrale zenuwstelsel en het brein raakt. Wanneer centrale vermoeidheid toeslaat, zendt het brein onvoldoende signalen naar de spieren, waardoor deze niet langer door kunnen gaan.
Serotonine
Maar wat zorgt er nu precies voor dat het brein zo moe wordt? Het heeft alles te maken met serotonine, zo tonen onderzoekers van de universiteit van Kopenhagen in het blad Proceedings of the National Academy of Sciences aan. “We hebben altijd al geweten dat de neurotransmitter serotonine vrijkomt als je sport,” vertelt onderzoeker Jean-François Perrier. “Het helpt ons om door te gaan. Maar nu zien we dat een overdosis serotonine een remmend mechanisme in het brein triggert. In andere woorden: serotonine functioneert als een versneller, maar ook als een rem wanneer de druk te groot wordt.”
Hoe werkt het precies?
Het brein communiceert met onze spieren met behulp van motorische zenuwcellen. Elke keer als zulke zenuwcellen een signaal naar de spier stuurt, trekt de spier zich samen. Om de lichaamsbewegingen onder controle te kunnen houden, moet het brein deze motorische neuronen onder controle zien te houden. En daarvoor gebruikt het brein serotonine. Wanneer we sporten, maken we veel serotonine aan en dit maakt de motorische neuronen actiever. Maar wanneer er te veel serotonine wordt aangemaakt, worden de synapsen (waarmee de neuronen met elkaar communiceren) overladen met serotonine. Het resultaat is dat serotonine zich ook aan receptoren buiten de synapsen gaat binden. Sommige van deze receptoren bevinden zich op de plek waar zenuwimpulsen worden gevormd. Wanneer serotonine die receptoren activeert, kunnen de zenuwimpulsen niet meer goed worden weggestuurd, waardoor de spieren minder sterk samentrekken en vermoeidheid optreedt.
Doping
Het onderzoek heeft verschillende implicaties. Zo kan het wel eens heel belangrijk blijken in de strijd tegen doping. “Om dopinggebruik tegen te gaan is het belangrijk om te achterhalen welke methodes atleten gebruiken om centrale vermoeidheid te voorkomen en beter te presteren dan van nature mogelijk is,” stelt Perrier. “En de beste manier om dat te doen is het onderliggende mechanisme begrijpen.”
Maar het onderzoek heeft mogelijk ook implicaties voor mensen die geen controle hebben over hun bewegingen en bijvoorbeeld spastisch zijn. “Deze nieuwe ontdekking brengt ons een stapje dichter bij het controleren van serotonine,” denkt Perrier. “In andere woorden: of serotonine een activerend effect heeft of leidt tot centrale vermoeidheid. Het draait allemaal om het selectief activeren van de receptoren waar serotonine zich aan bindt.”