Grootse plannen hebben ze: de organisaties die grondstoffen van planetoïden willen gaan halen. Maar een nieuw onderzoek suggereert dat dat wel eens lastiger kan gaan worden dan gedacht. Het aantal commercieel aantrekkelijke planetoïden valt volgens onderzoeker Martin Elvis namelijk vies tegen.
In een paper zet hij zijn zoektocht naar commercieel aantrekkelijke planetoïden uiteen. Een planetoïde is commercieel aantrekkelijk als deze grondstoffen bevat waar vraag naar is en de kosten van het winnen van die grondstoffen de prijs van die grondstoffen niet overstijgt. Omdat planetoïden in de planetoïdengordel lastig te bereiken zijn, richt Elvis zich op planetoïden in de buurt van de aarde. Wanneer we alleen rekening houden met planetoïden die meer dan honderd meter breed zijn, gaat het om zo’n 20.000 exemplaren.
Eisen
Hoe kunnen we achterhalen welke van deze exemplaren commercieel aantrekkelijk zijn? Elvis zet de eigenschappen die een planetoïde commercieel aantrekkelijk maakt, op een rijtje. Vervolgens kijkt hij welke planetoïden aan die eisen voldoen. Zo zoekt hij bijvoorbeeld naar planetoïden die goed te bereiken zijn en die rijk zijn aan grondstoffen die op aarde juist schaars zijn (platinagroep metalen, water).
Tien
Uit de analyse van Elvis blijkt dat er maar weinig planetoïden zijn die aan de eisen voldoen. Op dit moment zouden er slechts achttien aardscheerders zijn die groter zijn dan 100 meter en geschikt zijn als bron van water. En slechts tien planetoïden zouden commercieel aantrekkelijke ertsen bevatten.
En dat is weinig. Zeker als u bedenkt dat meerdere organisaties en ruimtevaartorganisaties interesse hebben in het mijnen van planetoïden. Maar zij hoeven de moed niet direct te laten zakken. Van verscheidene aardscheerders weten we nog vrij weinig en er worden ook nog met grote regelmaat aardscheerders ontdekt. Bovendien kan een kleine technologische vooruitgang al betekenen dat meer aardscheerders toegankelijk worden. Dat er nu nog maar weinig goudmijntjes bekend en toegankelijk zijn, wil dus niet zeggen dat we in de toekomst niet op zo’n goudmijntje gaan stuiten.
