Chinezen klonen resusaap: zijn we er nu dan klaar voor om ook mensen te klonen?

Chinese wetenschappers zijn er in geslaagd om een resusaap te klonen. Het dier kwam gezond ter wereld en heeft zijn tweede verjaardag inmiddels mogen vieren, aldus de onderzoekers. Voor hen smaakt het succes naar meer.

Dat blijkt wel uit hun studie die verschenen is in het blad Nature Communications en waarin ze hun succesverhaal dat uit is gemond in een gezonde kloon van een resusaap uitgebreid uit de doeken doen. En dat succesverhaal smaakt duidelijk naar meer: “Deze ontdekkingen (…) introduceren een veelbelovende strategie voor het klonen van primaten,” zo concluderen de wetenschappers.

Mensen?
En die primaten, daar behoren wij mensen natuurlijk ook toe. Logisch dat direct de vraag rijst of dit dan de opmaat is naar het klonen van onze soortgenoten. Maar daar kunnen deskundigen kort over zijn: zover zijn de Chinezen nog lang niet.

Resusaap
Maar het is een aantal Chinese wetenschappers dus wel gelukt om een resusaap te klonen. Ze maakten daarvoor gebruik van de techniek die ook wel somatische celkerntransfer wordt genoemd. Eerder werd deze techniek ook gebruikt om het schaap Dolly te verkrijgen (zie kader).

Somatische celkerntransfer
In 1996 werd in een onderzoeksinstituut nabij Edinburgh het schaap Dolly geboren. Het was ‘s werelds eerste gekloonde schaap én ‘s werelds eerste kloon van een volwassen zoogdier. Om Dolly te verkrijgen, maakten de onderzoekers gebruik van een techniek die ook wel aangeduid wordt als de somatische celkerntransfer. Hierbij werd bij het te klonen schaap een celkern met bijbehorend genetisch materiaal uit een gewone lichaamscel gehaald. In het geval van de ‘moeder’ van Dolly werd de celkern uit uierweefsel gewonnen. Vervolgens werd die celkern in een ontkernde (oftewel van zijn oorspronkelijke celkern ontdane) eicel geplaatst. Daarna lieten de onderzoekers deze uitgroeien tot een embryo dat in de baarmoeder van een draagmoeder kon worden geplaatst. Het embryo groeide vervolgens uit tot Dolly: een kloon van het schaap dat de celkern voor de ontkernde eicel had gedoneerd. In het geval van Dolly was dat gedoneerde materiaal dus afkomstig van een volwassen schaap. Maar het is ook mogelijk om een somatische celkerntransfer uit te voeren met donorcellen afkomstig uit een embryo. Middels een somatische celkerntransfer zijn na Dolly later ook muizen, konijnen, honden en geiten gekloond.

Primaten
De afgelopen decennia zijn er verscheidene pogingen gedaan om primaten te klonen, maar dat bleek elke keer toch behoorlijk lastig te zijn. In 2018 lukte het Chinese onderzoekers – een aantal van hen is ook betrokken bij het nieuwe onderzoek waarin een resusaap werd gekloond – om makaken te klonen. Daarbij maakten ze eveneens gebruik van de somatische celkerntransfer. Het resulteerde in twee gezonde gekloonde makaken. Dat klinkt als een enorm succesverhaal, maar daar moet een belangrijke kanttekening bij worden geplaatst: wetenschappers waren er niet op uit om twee makaken te klonen; ze deden veel meer pogingen. Het lukte echter slechts in 1,5 procent van de gevallen.

Resusaap
En nu hebben Chinese onderzoekers zich dus op de resusaap gestort. Er zijn eerder wel pogingen gedaan om deze primaat te klonen, maar dat mislukte keer op keer, zo schrijven de onderzoekers in hun studie. Genoeg reden voor de onderzoekers om uit te zoeken waarom het zo lastig is om resusapen te klonen. En al snel ontdekten ze dat de problemen te herleiden waren naar de placenta. Die ontwikkelt zich toch net iets anders uit een gekloonde embryo en dat leidt ertoe dat dat embryo minder kans van slagen heeft. De onderzoekers bedachten een manier om dat te verhelpen: ze vervingen de embryonale cellen van de kloon die uit horen te groeien tot een normaal functionerende placenta (maar dat dus vaak niet doen) door vergelijkbare cellen afkomstig uit een ‘normale’ oftewel niet gekloonde embryo. Vervolgens namen ze natuurlijk de proef op de som door zo’n aangepaste gekloonde embryo de kans te geven zich tot een gezonde resusaap te ontwikkelen. De aanpak bleek succesvol. In die zin dat het uiteindelijk leidde tot een gezonde gekloonde resusaap. Maar opnieuw moet daarbij wel de kanttekening worden geplaatst dat veel meer aangepaste embryo’s – 113! – de kans kregen om uit groeien tot een gezonde kloon. Maar slechts eentje slaagde daar ook in. Een slagingspercentage onder de 1 procent, dus.

Twee conclusies
“Zowel het klonen van de makaken als de resusapen laat twee dingen zien,” zo stelt Lluís Montoliu, onderzoeker aan het Spaanse Nationale Centrum voor Biotechnologie (CNB-CSIC) en niet betrokken bij het onderzoek. “Allereerst: dat het mogelijk is om primaten te klonen. En ten tweede – en dat is minstens zo belangrijk – dat het extreem moeilijk is om dat succesvol te doen.” De kleine slagingskans spreekt volgens Montoliu voor zich. “Niet alleen is het onnodig en discutabel om mensen te klonen; het zou ook nog eens uitzonderlijk moeilijk en ethisch niet te rechtvaardigen zijn.”

China
Zowel de gekloonde makaken als de gekloonde resusaap komen uit de koker van Chinese onderzoekers. Dat heeft alles te maken met het feit dat dergelijke experimenten in China zijn toegestaan, maar elders zeer gevoelig liggen. In de EU zouden dergelijke experimenten zelfs ondenkbaar zijn, aldus Montoliu. “De Europese wetgeving omtrent dierproeven verbiedt het gebruik van niet-menselijke primaten tenzij het experiment erop gericht is om een voor mensen of de primaat zelf ernstige, levensbedreigende ziekte te onderzoeken.” En dat is in dit soort experimenten niet aan de orde.

Overigens zijn de Chinese onderzoekers er – in ieder geval in dit stadium – ook echt niet op uit om mensen te gaan klonen. Zij zoeken het belang van hun experimenten eerder in de medische hoek. Zo zou het klonen van primaten meer inzicht kunnen geven in het ontstaan en daarmee ook de beste behandeling van genetische aandoeningen. En wel door middels kloneren meerdere primaten voort te brengen die genetisch identiek zijn, met uitzondering van bijvoorbeeld één gemanipuleerd gen en zo meer inzicht te verkrijgen in de rol van dat gen in een bepaalde ziekte. Daarnaast heeft het onderzoek volgens de wetenschappers mogelijk ook implicaties voor bijvoorbeeld IVF-behandelingen, doordat het handvaten biedt om embryo’s met een afwijking in de trofoblast – het deel van het embryo dat uiteindelijk onder meer uitgroeit tot de placenta – beter kansen te bieden.

Bronmateriaal

Fout gevonden?

Voor jou geselecteerd