Rond de zestiende en zeventiende eeuw was het voor boekbinders niet ongewoon om oude, ‘waardeloze’ boeken te gebruiken voor het maken van nieuwe exemplaren. Het ging hierbij vooral om boeken die te katholiek waren of in een taal waren geschreven die men niet meer kon lezen. Nu is er wel een hele bijzondere vondst gedaan: mogelijk is het verdwenen psalterium teruggevonden van de Engelse prinses Gunhilde – maar dan wel in stukjes.
Het maken van boeken was vroeger niet goedkoop, en het was dan ook gebruikelijk om oude boeken te recyclen door ze in strookjes te knippen en te gebruiken ter versteviging van boekbanden. Inmiddels worden deze boekbanden regelmatig weer bestudeerd als een bron op zich. Het was tijdens zo’n onderzoek dat het Regionaal Archief Alkmaar wel iets heel bijzonders vond: 21 fragmenten van een handschrift uit de elfde eeuw met Oudengelse aantekeningen. De fragmenten waren onderdeel van een psalterium, wat vroeger een soort van handboek was om Latijn te kunnen leren. Het onderzoek is gepubliceerd in het blad Cambridge University Press.
Normandische Verovering
Wetenschapper Thijs Porck heeft meegewerkt aan het onderzoek en onderzocht wat de waarschijnlijke reis van het boek is geweest. Want jazeker, er zit een waar verhaal achter dit -opgeknipte- psalterium. Zo moest de Engelse prinses Gunhilde in 1066 vluchten vanwege de Normandische Verovering. Tijdens haar vlucht had ze een hoop boeken meegenomen, waaronder het lesboek. Ze belandde uiteindelijk in België, waar ze in 1087 in Brugge overleed en alles doneerde aan de St. Donaaskerk. Daar werd haar psalterium voor het laatst gespot in het jaar 1561, waar het werd beschreven als een boek “dat men hier niet goed kan begrijpen”. Sindsdien ontbrak elk spoor van het psalterium, tot nu. Zo wist Porck te achterhalen dat de boeken van de Donaaskerk in het jaar 1580 uiteindelijk in beslag werden genomen door calvinisten. Met de bruikbare boeken werd een publieke bibliotheek gesticht, terwijl de rest werd verkocht – waaronder dus waarschijnlijk Gunhilde’s psalterium. Wetenschappers achten het waarschijnlijk dat het boek op deze manier uiteindelijk terecht kwam bij een Leidse boekbinder, die het in reepjes sneed en gebruikte ter versteviging van zijn boekenkaften.
Oudengels
De vondst van de Oudengelse fragmenten is significant, omdat deze stukken tekst ons meer kunnen vertellen over de taal van het vroegmiddeleeuwse Engeland. Het Oudengels werd gesproken tussen het jaar 500 en 1100 en lijkt bovendien erg op het Duits, Fries en Nederlands. De gevonden fragmenten bevatten woordvormen die nergens anders voorkomen. Om een aantal leuke voorbeelden te noemen: het Latijnse tota die werd vertaald met ‘ælce dæg’, exitus aquarum staat gelijk aan ‘utgang wætera’ en sanctus werd gelinkt aan ‘halig’. Door deze vertaalhulp te gebruiken, konden lezers dus uiteindelijk Latijn leren.
Onderzoekers zijn overigens al een tijdje bezig om dit boek weer zoveel mogelijk te herstellen. Zo zijn er eerder al fragmenten van dit boek gevonden in Cambridge, Haarlem, Sondershausen en Elbląg, wat in Polen ligt. Alhoewel we niet weten hoeveel die Leidse boekmaker uiteindelijk heeft betaald voor het vorstelijke boek; we kunnen in ieder geval wel zeggen dat hij er dankbaar gebruik van heeft gemaakt.