Sommige tijgerslangen op de eilanden rondom Australië zijn extreem groot. En dat komt doordat ze als baby behoefte hadden aan een grote mond, zo blijkt nu.
De tijgerslangen die op het vasteland leven, zijn gemiddeld zo’n 89 centimeter lang. Ze leven in moerasachtige gebieden waar ze kikkers verorberen. Maar ongeveer 10.000 jaar geleden veranderde het leven van een aantal van deze tijgerslangen radicaal. De zeespiegel steeg en de tijgerslangen kwamen plots vast te zitten op eilandjes. Daar ontwikkelden ze zich tot ‘giganten’: met een lengte van 1,5 meter en een gewicht dat drie keer zo groot is als dat van de slangen die op het vasteland van Australië leven.
Grote mond
Hoe kan dat? Onderzoeker Fabien Aubret denkt het nu te weten. De eilandjes waar de slangen op vast kwamen te zitten, werden droog en kikkers hadden er niets meer te zoeken. Om toch in leven te blijven, moest de slang een andere prooi vinden. Dat werden hagedissen, kleine knaagdieren en vogels. Maar een aantal van die dieren is een flink stukje groter dan een kikker. En dat was vooral voor de babyslangen – die net als hun ouders hun prooi heel doorslikken – een groot probleem. Zij konden met hun kleine mond die prooien amper verwerken. Babyslangen met een grote mond hadden dan ook een grotere kans om te overleven en voor nageslacht te zorgen. En zo kwam het dat er steeds meer babyslangen met grote monden en grotere lijven werden geboren. Maar deze babyslangen waren ook als volwassenen een flinke slag groter.
Experimenten
Aubret baseert die conclusie op experimenten. Hij mat 597 slangen op twaalf eilanden rondom Australië. Ook verzamelde hij 72 zwangere slangen en liet ze in het laboratorium hun jongen krijgen. Die jongen werden ook gemeten. Vervolgens keek hij of er een verband was tussen de grootte die de slangen bij de geboorte hadden en de prooien die op hun eiland rondliepen. Ook keek hij of er een verband was tussen de grootte bij geboorte en de grootte als volwassene (in andere woorden: leidde een grote baby ook tot een grote volwassene?).
Resultaten
“De resultaten waren overduidelijk,” stelt Aubret. “De grootte van het lichaam bij de geboorte hing nauw samen met de grootte van de prooien die op elk eiland beschikbaar waren.” Als de prooien groot waren, waren de babyslange ook groter en groeiden deze ook uit tot grotere volwassenen. Bij kleinere prooien was het andersom: de baby’s waren kleiner en de volwassenen ook. Dat is te lezen in het blad The American Naturalist.
Dat een eiland grote invloed uit kan oefenen op de grootte van de soorten die er wonen, is niet nieuw. Dieren op eilanden gehoorzamen aan de Wet van Foster. Volgens deze wet worden kleine dieren op sommige eilanden uitzonderlijk groot omdat ze minder vijanden hebben. Grote dieren worden juist kleiner, omdat ze minder voedsel tot hun beschikking hebben. Aubret laat zien dat de vork soms net iets anders in de steel steekt. “Dieren worden giganten of dwergen, simpelweg vanwege het feit dat ze uitzonderlijk groot of klein ter wereld komen.”