En dat leidt niet tot grote verrassingen.
Het Arctische zee-ijs heeft waarschijnlijk zijn maximale omvang voor dit jaar bereikt. Aan het einde van deze winter – op 5 maart – hebben onderzoekers een omvang van 15,05 miljoen vierkante kilometer genoteerd. En dat leidt eigenlijk niet tot grote verrassingen. Zo is dit het op tien na laagste maximum sinds het begin van de metingen in 1972.
Elk jaar varieert de hoeveelheid zee-ijs die op de op de Noordelijke IJszee rust. Tijdens de lente en zomer smelt een deel van het zee-ijs, om tijdens de herfst en winter weer te bevriezen. Het resulteert in een jaarlijks zee-ijsminimum en een jaarlijks zee-ijsmaximum. De minimale hoeveelheid zee-ijs wordt tegen het einde van de zomer (september) gemeten, terwijl de maximale hoeveelheid zee-ijs tegen het einde van de winter (maart) wordt genoteerd.
Op onderstaande afbeelding is de hoeveelheid Arctisch zee-ijs op 5 maart in kaart gebracht. Het donkerste blauw geeft aan dat de hoeveelheid ijs minder dan 15 procent bedraagt. Lichtere tinten blauw tot wit duiden op een ijsbedekking van 15 tot 100 procent. De gouden lijn toont de gemiddelde concentratie zee-ijs op 5 maart in de periode 1981 – 2010. Het gaat om een oppervlakte van 15,64 miljoen vierkante kilometer.
Eerdere jaren
Dit jaar rust er net iets meer zee-ijs op de Noordelijke IJszee dan vorig jaar. Toen werd de winter afgesloten met een maximale omvang van 14,78 miljoen vierkante kilometer. In 2018 bereikte het zee-ijs in het Noordpoolgebied een maximale omvang van 14,48 miljoen vierkante kilometer, waarmee een historisch dieptepunt was bereikt. Het lijkt er dus op dat de maximale omvang langzamerhand weer toeneemt. Toch moeten we niet te vroeg juichen. Volgens de onderzoekers ligt er namelijk nu zo’n 590.000 vierkante kilometer minder zee-ijs op de wateren dan dat er in de periode tussen 1981 en 2010 werd gemeten.
Seizoensgebonden ijs
Bovendien blijkt dat bar weinig ijs meerdere jaren in het noordpoolgebied overleeft. Het betekent dat seizoensgebonden ijs de overhand neemt. Eerder rustte er voornamelijk dik, meerjarig ijs op de wateren. Maar nu is 70 procent van het zee-ijs seizoensgebonden, wat betekent dat het zee-ijs in de winter groeit, maar vervolgens in de daaropvolgende zomer gelijk weer smelt. En dat is best zorgelijk. Meerjarig ijs is bijvoorbeeld dikker, sterker en grover dan seizoensijs. Daarnaast is het minder zout – het kan bijvoorbeeld als drinkwater dienen. Dunner ijs is vanzelfsprekend zwakker. Het smelt sneller en breekt gemakkelijker af. Hierdoor is het veel vatbaarder voor bijvoorbeeld de wind.
Voorzichtig
Dat de onderzoekers nu pas – na twintig dagen – met de cijfers over de jaarlijkse maximale omvang van het Arctische zee-ijs op de proppen komen, is goed te verklaren. Wetenschappers willen namelijk zeker weten dat het maximum daadwerkelijk is bereikt. En daar wordt niet lichtzinnig mee omgesprongen. Na de jaarlijkse piek, kan de omvang toch nog een beetje toenemen. En dus zijn onderzoekers heel voorzichtig met hun conclusie over wanneer de jaarlijkse maximale omvang kan worden genoteerd.
Nu het maximum is bereikt, zal gedurende de zomer het zee-ijs weer smelten. Hoeveel ijs er zal wegkwijnen, is nu nog niet te zeggen. De omvang van het zee-ijs bij het wintermaximum zeg namelijk niets over het zomerminimum. En dus zullen wetenschappers het ijs dat op de Noordelijke IJszee rust nauwlettend in de gaten blijven houden.