De meerderheid is zo overtuigd van het eigen gelijk dat aan de argumenten van minderheden voorbij wordt gegaan. En dat is gevaarlijk.
Onderzoeker Floris Mansvelt Beck van de Universiteit Leiden trekt die conclusie in zijn promotieonderzoek. Hij deed uitgebreid onderzoek naar parlementaire opvattingen over integratie, vrijheid en tolerantie in Nederland. Hij analyseerde daartoe vijf debatten waarvan vier wetgevingsdebatten die ieder in zowel de Tweede – als de Eerste Kamer plaatsvonden. “Deze debatten worden volledig uitgeschreven en zijn online te vinden,” vertelt Mansvelt Beck. “Ik heb de uitgeschreven debatten geanalyseerd. Om door middel van deze analyse iets te kunnen zeggen over tolerantie in Nederland heb ik gebruik gemaakt van een analytisch kader waarbinnen twee tegenovergestelde liberale opvattingen stonden over hoe om te gaan met minderheden. Door deze twee opvattingen tegenover elkaar te stellen in het analytische kader kon ik bij de bestudering van debatten makkelijker argumenten herkennen die bij de een of de andere opvatting hoorden. Zo kon ik aan de hand van de wijze waarop er in het Parlement gepraat wordt over onderwerpen zoals minderhedenbescherming, integratie, inburgering en gewetensvrijheid kijken welke liberale posities in de kamer werden vertegenwoordigd. Waar ik op lette, waren de argumenten die partijen gaven voor ingenomen posities, de redenen die ze aanvoeren. De argumenten die partijen aanvoeren zeggen namelijk niet alleen iets over wat ze zelf vinden, maar ook over wat ze denken dat door anderen herkend zal worden als een geldige reden. Waarom een partij vindt dat er ingeburgerd moet worden, waarom een partij tegen rituele slacht is. Maar ik lette ook op hoe partijen reageren op de argumenten van andere partijen – nemen ze die serieus? Wimpelen ze die weg? Daarbij heb ik vooral geprobeerd nooit meer te lezen in een positie of argument dan redelijkerwijze kan worden gerechtvaardigd – en een hoop van het werk dat ik heb geleverd betrof ook het rechtvaardigen van mijn interpretaties. ”
Twee visies
Uit het onderzoek blijkt dat er tijdens de debatten sprake is van een confrontatie tussen twee opvattingen van liberale vrijheid. Aan de ene kant biedt het parlement ruimte aan religieuze en culturele pluriformiteit en aan gewetensvrijheid (de vrijheid om op godsdienstig gebied te denken wat men wil). Maar aan de andere kant is de opvatting dat Nederlanders zelfredzaam, autonoom en geëmancipeerd moeten zijn, wijdverbreid. Wanneer die twee visies botsen, delft gewetensvrijheid in veel gevallen het onderspit. Dat zie je bijvoorbeeld tijdens debatten die draaien om integratie. Er is dan wel ruimte voor religie, maar alleen onder de voorwaarden die de meerheid stelt. Heel concreet: een religie mag niet al te afwijkende opvattingen hebben.
Gewetensvrijheid
Voor een meerderheid van de politieke partijen is gewetensvrijheid sowieso van ondergeschikt belang. Deze partijen hebben de gewetensvrijheid ook niet nodig om hun eigen levensstijl te beschermen; die levensstijl wordt namelijk al door de meerderheid gedeeld. Het stelt deze partijen in staat om de wensen en argumenten van religieuze groeperingen te bestempelen als ‘ongegrond’ of ‘onredelijk’. Partijen die vaak een beroep doen op gewetensvrijheid – denk aan de ChristenUnie en de SGP – vangen bot. Ze stuiten op een meerderheid die overtuigd is van de eigen argumenten en geen interesse toont in die van anderen. Dat werd bijvoorbeeld heel goed duidelijk tijdens een debat dat in 2011 werd gevoerd en draaide om ritueel slachten. Dat de Christelijke minderheid gewetensvrijheid boven dierenwelzijn plaatst: daar kunnen andere partijen werkelijk niets mee.
Reden tot zorg
De meerderheid vindt het eigen gelijk dus vanzelfsprekend. En dus gaat deze gemakkelijker voorbij aan de argumenten van niet alleen de religieuze minderheden, maar alle minderheden. En daardoor verdwijnt de ruimte voor andersdenkenden, stelt Mansvelt Beck. Moeten we ons daar zorgen over maken? “Nou, waar je je zorgen om moet maken is om een verschuiving van liberale democratie naar democratie zonder meer. In een liberale democratie is er een grondwettelijke bescherming van minderheden, maar in een democratie zonder meer is alles rijp voor democratische besluitvorming. Zo ver is het nog niet, maar als je ziet hoe makkelijk partijen in de Tweede Kamer soms praten over het afschaffen of aanpassen van onderwijsvrijheid of hoe ze voorbijgaan aan geloofsvrijheid, dan zou ik me als religieuze minderheid toch wel zorgen maken. Tegelijkertijd is de meerderheid wel degelijk te typeren als levensbeschouwelijk liberaal, wat wil zeggen dat individuele vrijheid een belangrijke waarde voor hen vertegenwoordigt. Het gevaar is alleen dat die individuele vrijheid door een meerderheid op eenzelfde wijze wordt ingevuld, en dat die meerderheid het roerend met elkaar eens is dat dit een redelijke invulling is. Wat je zou hopen is dat de meerderheid niet allen kritisch is op anderen, maar ook op haar eigen denkbeelden, of in ieder geval blijft erkennen dat andere denkbeelden voor anderen kracht hebben – en niet alleen op een negatieve manier!”
Wat betekent dat alles heel concreet voor de toekomst van de liberale samenleving? We vroegen het Mansvelt Beck. “De toekomst van de liberale samenleving is sterk afhankelijk van de mate waarin liberale leerstukken en instituties – zoals gewetensvrijheid en vrijheid van meningsuiting, maar ook de scheiding tussen kerk en staat en het onderscheid publiek-privé – in die samenleving invulling krijgen. Daarvoor moet het liberalisme wel een levend ideaal blijven, en ook een ideaal waar voldoende kennis over is. Met mijn onderzoek hoop ik daar ook een bijdrage aan te leveren.”
Mansvelt Beck verdedigt zijn proefschrift ‘How we do things here‘ morgen.