Minder dan 30 procent van de gebouwen in Amsterdam staan bijvoorbeeld in wijken met genoeg bomen. En nu de temperaturen stijgen, hebben we juist veel groen nodig.
Veel grote steden hebben nog steeds te weinig bomen. Dat concluderen onderzoekers na het bestuderen van meer dan 2,5 miljoen gebouwen in acht steden, waarbij ze de ‘3-30-300’ regel – een nieuwe maatstaf voor duurzame steden – gebruikten. Onderzoeksleider Thami Croeser van het Centre for Urban Research aan de RMIT University, noemt dit zorgwekkend. “Aangezien 2023 het heetste jaar ooit was en 25 procent van de wereldbevolking gevaarlijke hitte ervaarde, zijn bomen essentieel om onze steden af te koelen”, aldus Croeser.
Wat is de 3-30-300 regel?
De 3-30-300-regel geeft aan of er voldoende groen en bomen in de stad zijn voor een gezonde leefomgeving. Een gezondere leefomgeving betekent bijvoorbeeld meer ruimte om te bewegen of sporten en schone lucht voor een betere fysieke gezondheid. Het gaat ook om speeltuinen of groen voor ontspanning, wat goed is voor de geestelijke gezondheid. Dit wordt beoordeelt aan de hand van drie belangrijke punten:
De 3-regel: iedereen zou vanuit huis, school of werkplek minstens 3 bomen moeten zien.
De 30-regel: elke wijk heeft minimaal 30 procent kroonbedekking, wat zorgt voor schaduw en een koelere omgeving.
De 300-regel: niemand zou meer dan 300 meter van een park of groene ruimte moeten wonen, leren of werken.
Leidraad
De 3-30-300 regel is opgesteld door de Nederlandse expert in stedelijke bosbouw Cecil Konijnendijk en krijgt wereldwijd steeds meer aandacht. Minstens zes steden in Europa, de Verenigde Staten en Canada passen de regel nu toe in hun plannen voor stadsbossen. Croeser vindt de 3-30-300-regel een heel nuttige richtlijn. “Het geeft een heldere maatstaf voor wat genoeg is”, vertelt hij in gesprek met Scientias.nl. “Door jarenlang bewijs over het belang van groen voor onze mentale en fysieke gezondheid, worden bomen en parken steeds vaker gezien als essentiële onderdelen van de stad, net als scholen, rioleringen en trottoirs. Het grootste voordeel van de 3-30-300-regel is dat het aangeeft hoeveel groen er nodig is en voor veel steden is de boodschap duidelijk: we zijn er nog lang niet.”
Amsterdam schiet tekort
Inderdaad, want uit de bevindingen blijkt dat veel grote steden wereldwijd nog steeds onvoldoende boombedekking hebben. In Amsterdam heeft bijvoorbeeld slechts de helft van alle gebouwen zicht op minstens drie bomen. Daarnaast staat minder dan 30 procent van de gebouwen in wijken met voldoende bomen. Van de onderzochte steden voldeden alleen Seattle en Singapore aan de 30 procent norm. En dat baart Croeser zorgen. “Uit eerder onderzoek blijkt dat depressie, angst, obesitas en hitteberoerte vaker voorkomen in steden die niet genoeg toegang bieden tot schaduwrijke bomen en groene open ruimtes”, vertelt hij. “Bovendien hebben we eigenlijk minstens 40 procent boombedekking nodig om de luchttemperaturen overdag echt te verlagen. De ’30 procent’ norm is dus het absolute minimum, en de meeste gebouwen die we onderzochten halen dat doel niet eens.” De toegang tot parken verschilde tevens sterk: Singapore en Amsterdam scoorden hoog, terwijl Buenos Aires en New York City laag scoorden.
Verken de drie kaarten hierboven en zoek jouw huis in Amsterdam. Bevindt het zich op een plek die voldoet aan de 3-30-300 regel?
Te kleine bomen
Kortom, hoewel er redelijk wat bomen in Amsterdam staan, voldoet de stad niet aan de 3-30-300 regel. Hoe dat kan? “We hebben helaas niet de gedetailleerde gegevens voor Amsterdam om deze vraag precies te beantwoorden”, zegt Croeser desgevraagd. “Voor Seattle en New York hadden we die gegevens wel. En daaruit blijkt dat steden met veel bomen, maar een lage boombedekking, vaak te maken hebben met bomen die te klein zijn. Straatbomen hebben veel uitdagingen. Veel wegen en trottoirs zijn opgebouwd uit samengeperst steengruis, bedekt met ondoorlatend asfalt of bestrating. Dit beperkt de toegang tot water en laat weinig ruimte voor wortels om te groeien, waardoor bomen langzaam groeien, een kortere levensduur hebben en kwetsbaarder zijn voor ziektes en hitte-stress. Boven de grond zijn de omstandigheden ook lastig: energiebedrijven eisen vaak veel snoeiwerk, en bewoners of ontwikkelaars vragen regelmatig om bomen te verwijderen. Deze combinatie zorgt ervoor dat grote, gezonde bomen in veel steden zeldzaam zijn.”
Hitte
Dit tekort aan bomen heeft negatieve gevolgen voor de stedelijke gezondheid en het welzijn. Dat komt omdat het gebrek aan schaduw kan leiden tot hogere temperaturen, wat de kans op hitteberoertes en andere gezondheidsproblemen vergroot. “Mijn grootste zorg als ik lage boombedekking zie, is de hitte”, onderstreept Croeser. “Hittegolven zijn dodelijke, stille sluipmoordenaars. Ze zorgen daarnaast ook voor veel uitval op de werkvloer. Vorig jaar eisten hittegolven meer dan 47.000 levens in Europa en veroorzaakten miljarden aan verloren productiviteit. Dit is slechts een van de vele voorbeelden van het bewijs dat laat zien welke schade we oplopen wanneer we de natuur uit onze steden weren of niet genoeg natuur bieden. Daarnaast tonen studies aan dat groene ruimtes en bomen bijdragen aan het verminderen van angst, obesitas, eenzaamheid, depressie en het verbeteren van de sociale cohesie. Bomen zorgen dus niet alleen voor verkoeling, maar kunnen ook helpen het risico op overstromingen te verlagen, de mentale en fysieke gezondheid verbeteren en de biodiversiteit in de stad bevorderen.”
Ambiteus
De 3-30-300 regel lijkt misschien ambitieus, vooral omdat veel steden moeite hebben om eraan te voldoen. Toch hoeft dat volgens Croeser niet per se het geval te zijn. “We moeten stoppen met de gedachte dat ruimtes die zijn bestemd voor gebouwen en wegen vastliggen; ze kunnen namelijk herbestemd worden om groene infrastructuur voorrang te geven”, betoogt hij. “De 30 procent norm lijkt een moeilijk doel als we alles op dezelfde manier blijven doen, maar het is zeker mogelijk als we onze aanpak een beetje aanpassen. Op dit moment komen bomen vaak als laatste op de lijst, en als ze in de weg staan van kabels of leidingen, worden ze verwijderd of vervangen door een jonge boom. Een belangrijke verandering die we kunnen doorvoeren, is om bomen al vroeg in het straatontwerp op te nemen en vervolgens slimme oplossingen te vinden die zowel ruimte bieden voor nutsvoorzieningen als voor verkeersdoorstroming.”
Bomen planten
Croeser benadrukt dat bomen vaker op een manier moeten worden geplant die hun gezonde groei bevordert. Iets dat op dit moment nog te weinig gebeurt. “De grond is verdicht, er ligt asfalt overheen, en wanneer het regent, loopt het water de riolen in in plaats van in de grond te trekken”, zegt hij. “In stedelijke omgevingen worden bomen ook vaak weggehaald en vervangen door jonge boompjes, of ze worden zo zwaar gesnoeid dat ze niet de kans krijgen om uit te groeien tot grote, oude bomen, behalve in een paar gelukkige gebieden. Maar wanneer stedelijke bomen worden geplant in grond van betere kwaliteit, met voldoende ruimte om te groeien en waar regenwater de boomwortels kan bereiken, dan zullen de bomen sneller groeien en zo helpen om het tekort aan boombedekking aan te pakken. Hoewel deze technologieën beschikbaar en bewezen zijn, kosten ze meer dan de gebruikelijke ‘gat in het trottoir’ aanpak. Meer investeren in betere beplanting is echter de moeite waard, omdat bomen veel sneller groeien en langer leven wanneer ze gezond zijn.”
Wat kunnen we leren?
De bevindingen laten zien dat er voor veel steden nog behoorlijk wat werk aan de winkel is. Wat de belangrijkste boodschap uit dit onderzoek is? “De belangrijkste les is dat je grote, gezonde bomen nodig hebt”, antwoordt Croeser desgevraagd. “En dat ze relatief dicht bij elkaar moeten worden geplant, bijvoorbeeld op 5 tot 10 meter afstand in plaats van de gebruikelijke 15 tot 25 meter.”
Croeser pleit ervoor dat steden meer ruimte moeten maken voor bomen en groene gebieden, zodat de boombedekking flink toeneemt en bijdraagt aan een gezondere en duurzamere leefomgeving. “We moeten beter worden in het integreren van bomen in onze straten, waarbij we compromissen sluiten over de ruimte die nu wordt gebruikt voor auto’s en kabels”, concludeert hij. “Verkeer, bomen en kabels kunnen prima naast elkaar bestaan, maar dit vraagt om een oplossingsgerichte benadering en soms wat slimme engineering om het mogelijk te maken. Gelukkig staan de Nederlanders wereldwijd bekend om hun vermogen om ruimte terug te winnen van het verkeer, dus ik ben ervan overtuigd dat de wereld naar jullie steden zal kijken voor inspiratie!”