Oude kookpotten verraden dat de eerste boer toch wat moeite had met de overstap van jagen en verzamelen naar de landbouw.
Wetenschappers verzamelden zo’n 133 kookpotten die allemaal ongeveer uit het jaar 4000 voor Christus stamden en in het gebied rondom de Oostzee waren aangetroffen. Eerdere wetenschappelijke onderzoeken hadden al aangetoond dat de mensen die deze potten gebruikten omstreeks die tijd al waren overgestapt op de landbouw. Ze hielden ook vee.
In de kookpotten vonden de onderzoekers diverse restanten van voedsel. Opvallend genoeg bleken veel van die restanten het gevolg te zijn van de jacht. Ongeveer éénvijfde van de potten die langs de kust gevonden waren, bleken sporen van wilde dieren en vissen te bevatten. En in het binnenland was 28 procent van de voedselrestanten het gevolg van het koken van zoetwatervissen.
Het onderzoek bewijst dat mensen in het gebied rondom de Oostzee ondanks het feit dat ze vee en akkers hadden, bleven jagen. “Alhoewel de landbouw heel snel in dit gebied werd geïntroduceerd, veroorzaakte het niet zo’n dramatische verandering als gedacht,” concludeert onderzoeker Oliver Craig.