Decaf: de fervente koffiedrinker wil daar natuurlijk weinig van weten. Maar nieuw onderzoek onthult nu dat het wel eens de heilige graal kan zijn als je écht af wilt rekenen met je koffieverslaving, zónder daarbij gebukt te gaan onder afkickverschijnselen.
Naar schatting drinkt zo’n 90 procent van alle volwassenen elke dag koffie. Daarmee is cafeïne de meestgebruikte drug ter wereld. Omdat de consumptie – in lage tot matige doses – doorgaans veilig wordt geacht, koffie overal te koop is en niet duur hoeft te zijn, zien weinigen reden om deze drug af te zweren. Maar fervente koffiedrinkers die zich – om wat voor reden dan ook – toch voornemen om de koffie links te laten liggen, komen er al snel achter dat dat resulteert in heuse ontwenningsverschijnselen. “Op korte termijn gaat het meestal om hoofdpijn en vermoeidheid,” zo vertelt onderzoeker Llew Mills, verbonden aan de School of Addiction Medicine, een onderdeel van de University of Sydney. “Maar zodra de acute ontwenningsfase voorbij is, zijn de symptomen hetzelfde als voor elke andere drug waarvan je afhankelijk kan raken: je raakt geïrriteerd, gespannen, angstig, depressief, krijgt moeite met slapen en gaat weer verlangen naar koffie.” Het klinkt de meeste koffiedrinkers misschien wat vreemd – of zelfs extreem – in de oren. Maar dat is goed te verklaren. “De meeste mensen die verslaafd zijn aan cafeïne, weten dat niet, omdat ze cafeïne nooit lang genoeg links laten liggen om deze symptomen te ervaren.”
Decaf
De koffieverslaving bestaat dus echt. En hetzelfde geldt voor de afkickverschijnselen. Maar voor wie toch graag niet langer afhankelijk wil zijn van de cafeïne hebben Mills en collega’s nu goed nieuws. Ze hebben namelijk ontdekt dat decaf – oftewel koffie zonder cafeïne – af kan rekenen met de ontwenningsverschijnselen, zelfs als mensen zich er bewust van zijn dat de koffie die ze nuttigen geen cafeïne bevat.
Experimenten
Mills en collega’s komen tot die opmerkelijke conclusie na experimenten waaraan 61 ‘zware drinkers’ – mensen die dagelijks drie of meer koppen koffie nuttigden – deelnamen. Zij mochten 24 uur geen cafeïne tot zich nemen, waarna gekeken werd in hoeverre ze afkickverschijnselen vertoonden. Vervolgens werden de koffiedrinkers ingedeeld in drie groepen. Twee daarvan kregen decaf aangeboden, maar slechts 1 groep wist dat het decaf was – de andere dacht dat het gewone koffie was. De derde groep deed dienst als controlegroep en kreeg water voorgeschoteld. Drie kwartier later werd de proefpersonen opnieuw gevraagd naar hun ontwenningsverschijnselen.
Resultaten
“De groep waartegen we gelogen hadden (en die gewone koffie dacht te drinken, maar decaf dronk, red.) maakte melding van een flinke afname van de ontwenningsverschijnselen,” vertelt Mills. Het is het schoolvoorbeeld van een placebo-effect. “Omdat ze dachten dat hun ontwenningsverschijnselen zouden afnemen, gebeurde dat ook.” Dat is op zichzelf niets nieuws; in eerdere studies is ditzelfde placebo-effect ook al aangetoond. Opmerkelijk werd het echter toen de onderzoekers de zogenoemde open label-placebogroep – de mensen die wisten dat ze decaf dronken – naar hun ontwenningsverschijnselen vroegen. “Wat interessant was, was dat de ontwenningsverschijnselen ook afnamen wanneer mensen wisten dat ze decaf kregen,” vertelt Mills. “Niet zo sterk als in de groep waartegen we logen, maar er was wel sprake van een significante afname.”
Geen verwachtingen van decaf
Het is extra opmerkelijk als je bedenkt dat de onderzoekers voorafgaand aan het experiment aan de proefpersonen vroegen in hoeverre ze verwachtten dat gewone koffie, decaf of water hun ontwenningsverschijnselen zouden verminderen. Alle proefpersonen die kort daarna ingedeeld werden in de groep die willens en wetens decaf kreeg, gaven daarbij aan dat ze geen enkel moment verwachtten dat koffie zonder cafeïne een positieve invloed op hun afkickverschijnselen zou hebben. “Grappig genoeg verwachtten ze zelfs dat water hun ontwenningsverschijnselen sterker zou doen afnemen dan decaf,” aldus Mills. Maar de realiteit was heel anders. “In de groep die we water gaven, namen de ontwenningsverschijnselen helemaal niet af.” En in de groep die decaf kreeg, dus wel. “Dat stond haaks op wat de mensen (die decaf kregen, red.) verwacht hadden.”
Conditionering
De decaf-drinkers die wisten dat ze decaf kregen, verwachtten dus niets van hun kopje decaf, maar het verminderde hun ontwenningsverschijnselen vervolgens wel. Het is volgens de onderzoekers te herleiden naar conditionering. “Mensen die dagelijks koffie drinken, drinken gedurende hun leven duizenden kopjes koffie,” legt Mills aan Scientias.nl uit. “Elke kop – maar zeker het eerste kopje koffie in de ochtend – vermindert de ontwenning. Dus door de tijd heen gaan ze koffie en alle prikkels die daarbij horen – de smaak, de geur, de warmte van de kop, de warmte van de vloeistof – zowel bewust als onbewust associëren met het terugdringen van hun ontwenningsverschijnselen. En dat betekent dat die prikkels door de tijd heen ook op zichzelf – dus zonder de cafeïne – de kracht hebben om de ontwenningsverschijnselen af te doen nemen. Decaf – zeker een goede cafeïnevrije koffie – heeft veel dezelfde kenmerken als koffie met cafeïne: het smaakt hetzelfde, ziet er hetzelfde uit en voelt hetzelfde. Dus wanneer je een kopje decaf drinkt, roep je zo een geconditioneerde respons op die de ontwenningsverschijnselen beperkt.”
Tijdelijk
Het effect dat de onderzoekers in de open label-placebogroep zagen, is waarschijnlijk maar tijdelijk, zo benadrukt Mills. “Geconditioneerde responses vervagen. De placebo-reactie concurreert met alle signalen in jouw lichaam die je vertellen dat je cafeïne nodig hebt. Het kan die signalen een tijdje, maar niet oneindig, overstemmen (…) Maar een kopje decaf kan iemand die zijn cafeïne-inname probeert terug te dringen, wel helpen om die eerste, sterkste verlangens de kop in te drukken en cafeïnevrij te blijven.”
Hoewel koffieverslaafden de bevindingen van Mills en collega’s natuurlijk kunnen gebruiken om af te rekenen met hun afhankelijkheid van cafeïne, hopen de wetenschappers met de studie ook een bijdrage te leveren in de strijd tegen andere, een stuk minder onschuldige, verslavingen. “De studie voorziet ons van meer bewijs dat cognitieve factoren zoals conditionering en verwachtingen – de drijvende krachten achter het placebo-effect – een grote rol spelen bij ontwenning. Specialisten op het gebied van verslaving roepen dat al jaren, maar dat is voornamelijk gebaseerd op observaties in plaats van empirisch bewijs. De meeste innovaties met betrekking tot de behandeling van verslavingen zijn farmaceutisch van aard, maar onze studie suggereert dat het ook nuttig kan zijn om behandelingen te ontwikkelen waarin rekening wordt gehouden met de menselijke cognitie. Heel concreet suggereren we bijvoorbeeld dat mensen die afkicken van pijnmedicatie (bijvoorbeeld methadon) tijdens het afbouwen afwisselend medicatie en een open label-placebo kan worden aangeboden, om vervolgens als ze bijna geen medicatie meer gebruiken, volledig over te stappen op het open label-placebo.” Zo kunnen de ergste afkickverschijnselen mogelijk worden voorkomen. “Maar meer, zorgvuldig onderzoek is natuurlijk noodzakelijk,” zo benadrukt Mills. En hard nodig. “Mensen die afhankelijk zijn van alcohol, amfetamine, heroïne, enzovoort behoren tot de kwetsbaarste en meest gestigmatiseerde mensen in onze samenleving. We kunnen het onderzoek naar hun problemen niet te licht opvatten.”