Heeft Engeland een vergeten koning? Volgens een nieuwe, wetenschappelijk onderbouwde biografie is het antwoord daarop volmondig ‘ja’: Æthelstan.
Terwijl 1066 (Battle of Hastings) en 1215 (ondertekening van de Magna Carta) vaste waarden zijn in het Britse collectieve geheugen, pleit historicus David Woodman ervoor om ook 925 (Æthelstans kroning) en 927 (de verovering van Northumbria) een prominente plek te geven. Zijn boek, dat bij Princeton University Press verschijnt, brengt niet alleen een fris historisch portret, maar luidt ook een campagne in voor meer publieke erkenning: van een tastbaar gedenkteken tot plek op het Engelstalige schoolcurriculum.
Magna Carta
Veel Britten (en liefhebbers van Engelse geschiedenis) kunnen feilloos 1066 en 1215 opdreunen. Volgens Woodman is dit niet genoeg: “De meeste aandacht gaat uit naar 1066, het moment waarop Engeland werd veroverd. Het is hoog tijd dat we ook aandacht besteden aan hoe Engeland tot stand kwam, en aan de persoon die hiervoor heeft gezorgd.” Met die persoon bedoelt hij Æthelstan, de kleinzoon van Alfred de Grote. In 927 wist Æthelstan Northumbria onder zijn gezag te brengen na het verslaan van een vikingbolwerk nabij York. Daarmee bestuurde hij als eerste een gebied dat geografisch en politiek herkenbaar is als Engeland.
Belangrijk om te benadrukken: de Magna Carta was géén ‘oprichting’ van het Verenigd Koninkrijk (dat pas veel later ontstond), maar een invloedrijke Engelse vrijheidsbrief. De claim van Woodman gaat dus niet over het VK, maar over Engeland—en over wie dat Engeland als eerste daadwerkelijk samenbracht.
Middeleeuwse PR
Woodman wijst op een mix van middeleeuwse PR en latere geschiedschrijving om te verklaren waarom de vroege koning onderbelicht is gebleven. Alfred de Grote beschikte met de geestelijke Asser over een biograaf die zijn roem bezegelde, iets waar Æthelstan niet over beschikte. In de decennia na Æthelstans dood in 939 kreeg koning Edgar bovendien veel lof voor zijn kerkelijke hervormingen. Hierdoor raakte Æthelstans eerdere modernisering van bestuur en religie ondergesneeuwd. In modern onderzoek is soms betoogd dat Æthelstan niet de ‘eerste koning’ was, omdat het rijk na 939 weer fragmenteerde. Woodman verwerpt dat: “Het feit dat het rijk na zijn dood uit elkaar viel, betekent niet dat híj het niet heeft gesticht.”
Æthelstan rex
Voor zijn boek voerde Woodman uitgebreid brononderzoek uit. Hij bestudeerde oorkonden en wetcodes, verdiepte zich in kronieken uit Engeland, Wales, Ierland en Scandinavië, en boog zich over manuscripten in onder meer Cambridge. Opvallende vondst is een tiende-eeuws Welsh gedicht dat een directe reactie lijkt op Æthelstans machtsuitbreiding; het laat zien hoe omstreden en tegelijk invloedrijk zijn optreden was. Daarnaast verwijst Woodman naar een inscriptie in het Durham Liber Vitae—een middeleeuwse naamrol van weldoeners en beschermheren—waar “Æthelstan rex” prominent is toegevoegd. Samen vormen die sporen een consistent beeld: Æthelstan was geen toevallige oorlogskoning, maar een bouwer van staat.
Brunanburh
Het militair beslissende moment was de Slag bij Brunanburh (937). Æthelstan versloeg er een brede coalitie van Vikingen, Schotten en Strathclyde-Welsh. Die overwinning, in tal van kronieken beschreven, borgde de eenheid van het jonge rijk. De exacte locatie van Brunanburh is onderwerp van debat; Bromborough (Wirral) is volgens Woodman de meest waarschijnlijke plek, al blijft dat voorlopig een goed onderbouwde hypothese.
Minstens zo belangrijk is 927: de inlijving van Northumbria. Daarmee kwam een politieke constellatie tot stand die we als Engeland herkennen. Het is deze combinatie—militaire consolidatie én bestuurlijke eenmaking—waarmee Æthelstan zich volgens Woodman onderscheidt van zijn voorgangers en opvolgers.
Wetcodes
Æthelstan staat in het boek niet alleen als veldheer, maar vooral als hervormer van de overheid. Zijn wetgeving was actief en systematisch: zogenoemde ‘wetcodes’ werden door het rijk verspreid, waarna rapportages terugstroomden over wat werkte en wat aanpassing vergde. In moderne termen: vroege beleidsimplementatie en -evaluatie. Ook de productie van koninklijke documenten werd gecentraliseerd. Oorkonden veranderden van korte, functionele teksten in plechtige, retorisch uitgewerkte documenten—geschreven in perfect Latijn, met stijlmiddelen als alliteratie en dichtkunst—die koninklijke autoriteit etaleerden. Volgens Woodman wijst alles op een professionalisering van het hof en de kanselarij.
Diplomatiek speelde Æthelstan bovendien handig in op de Europese machtsverhoudingen. Hij verbond zich via huwelijksallianties (onder meer door het uithuwelijken van halfzussen) aan invloedrijke dynastieën op het continent, en trok geleerden en geestelijken naar zijn hof. Zo probeerde hij niet alleen gebieden te veroveren, maar ook harten en hoofden te winnen—bijvoorbeeld in het pas onderworpen Northumbria.
Gedenkteken
Woodman wil het niet bij een publicatie laten. Samen met collega-historici werkt hij aan een herdenkingsinitiatief voor Æthelstan—variërend van standbeeld of plaquette tot portret op een betekenisvolle plek. Tegelijk pleit hij ervoor om Æthelstan structureel op te nemen in het onderwijs. “Binnenkort is het tijd om Æthelstans kroning in 925 en de ‘geboorte’ van Engeland in 927 te vieren,” zegt hij. “Het zou prachtig zijn als hij eindelijk de naamsbekendheid krijgt die hij verdient.”


