Zo koud als in de tijd van de mammoeten is het in de moderne tijd nooit meer geweest, maar we hebben wel degelijk een kleine ijstijd doorgemaakt. Die was echter niet overal in Europa hetzelfde. Vijfhonderd jaar oude documenten uit Transsylvanië duiden zelfs op een hittegolf in die periode.
In de Kleine IJstijd lag de temperatuur in West-Europa 1 tot 2 graden lager dan gemiddeld. Officieel duurde deze koudere periode van de 15de tot en met de 19de eeuw, maar het koudst was het tussen 1550 en 1720. Bekend uit die tijd zijn dan ook de schilderijen van winterlandschappen van onder anderen Hendrick Avercamp. Je kent ze wel: schaatsende mensen die over dicht gevroren grachten zwieren alsof het de normaalste zaak van de wereld is.
Hitte in Transsylvanië
Gek genoeg, was die ijstijd niet overal zo heftig. Diep in het oosten van Europa in Transsylvanië (Roemenië) maakten de mensen in de 16de eeuw zelfs een warme periode door, blijkt uit allerlei oude documenten – denk aan dagboeken, kloosterregisters en reisnotities. “Daardoor denken wij dat de Kleine IJstijd in dit deel van Europa pas later begon”, zegt onderzoeker Tudor Caciora van de Roemeense Universiteit van Oradea. Latere geschriften, waarin meer koudegolven en strenge winters worden genoemd, ondersteunen dit idee.
De onderzoekers gebruikten statistische technieken om de evolutie van het weer in de betreffende periode te reconstrueren aan de hand van de gevonden documenten. Er bleken veertig ongewoon warme zomers te zijn geweest plus vele jaren met extreem veel neerslag of juist droogte. Met name de periode 1527 tot 1544 werd gekenmerkt door intense hitte en droogte, die de landbouw zwaar troffen en hongersnood veroorzaakten. De tweede helft van de eeuw werd juist weer gekenmerkt door meer neerslag, met talrijke meldingen van overstromingen en overvloedige regen, vooral in de jaren rond 1590.
Lucht vol wanhoop
Deze extreme weersomstandigheden hadden grote gevolgen voor de samenleving. Het leidde tot hongersnood en ziekten, zoals de pest. Dertig jaar lang teisterde de Zwarte Dood het land, 23 jaar was er hongersnood en negen jaar lang mislukten de oogsten door sprinkhanenplagen. De hittegolven en droogte in Transsylvanië kwamen veel vaker voor dan in West-Europa in de eerste helft van de 16de eeuw. Daar werd het juist kouder.
De gevonden documenten beschrijven de bijzonder hete en droge eerste helft van de eeuw op poëtische wijze. “Een boeiende passage komt uit een historisch document dat de zomer van 1540 beschrijft. De bronnen droogden op en de rivieren druppelden alleen nog maar. Het vee viel om op de velden en de lucht was vol wanhoop terwijl de mensen in processies bijeenkwamen en om regen baden”, klinkt het. “Dit levendige verslag onderstreept de emotionele en spirituele kant van het leven in extreme klimatologische omstandigheden”, aldus Caciora.
Positieve effecten
Hoe tragisch ook, weersextremen kunnen ook positieve veranderingen teweegbrengen in de manier waarop er gebouwd werd, aldus de onderzoekers. “Steden kunnen overstromingsbestendige infrastructuur hebben aangelegd of de mensen zijn naar aangenamere regio’s geëmigreerd. De uitdagingen kunnen ook hebben geleid tot technologische innovaties, zoals verbeterde irrigatiesystemen of opslagfaciliteiten”, legt Caciora uit. “Kronieken en dagboeken onthullen hoe mensen tegen deze gebeurtenissen aankeken, erop reageerden en erdoor beïnvloed werden.”
Toch zijn er ook een aantal beperkingen aan het werken met dergelijke oude documenten. Weinig mensen waren geletterd, verslagen zijn vaak subjectief of kloppen alleen op lokale schaal. Iemand schrijft bijvoorbeeld dat het al een half jaar regent, maar dat kan dan bij wijze van spreken alleen boven zijn boerderij zijn geweest. Bovendien zijn de verslagen gefragmenteerd. Zo waren de onderzoekers niet in staat om documenten over een periode van vijftien jaar in de 16de eeuw te bestuderen, ofwel omdat er geen verslagen bestonden, ofwel omdat ze te tegenstrijdig waren om meegenomen te worden.
Kijkje in het verleden
Maar de geschriften bieden wel een mooi kijkje in hoe mensen in het verleden vermoedelijk geleefd hebben onder extreme weersomstandigheden en ze kunnen helpen om in de huidige tijd beter om te gaan met klimaatverandering. Vooral als het gaat om de sociaaleconomische gevolgen van extreem weer. “Het bestuderen van klimaatgegevens uit het archief van de samenleving is net zo belangrijk als het analyseren van metingen in de natuur”, legt Caciora uit. “Het biedt een menselijk perspectief op klimaatgebeurtenissen in het verleden.”